ECLI:NL:GHAMS:2016:5646

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2016
Publicatiedatum
29 december 2016
Zaaknummer
23-002138-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een conducteur en ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 april 2015. De verdachte werd beschuldigd van belediging van een conducteur, werkzaam bij GVB, tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie. De tenlastelegging omvatte ernstige beledigende uitlatingen die de verdachte zou hebben gedaan op 22 maart 2013 in Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 augustus 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord.

Het hof heeft vastgesteld dat de conducteur niet kan worden aangemerkt als ambtenaar in de zin van artikel 267 van het Wetboek van Strafrecht, omdat hij in dienst was van een privaatrechtelijke rechtspersoon, het GVB, en niet onder toezicht van de overheid opereerde. Hierdoor heeft het hof de verdachte vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking had op de belediging van een ambtenaar.

Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging, omdat de klachtgerechtigde geen klacht heeft ingediend zoals vereist in artikel 164 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan door het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002138-15
Datum uitspraak: 22 augustus 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 april 2015 in de strafzaak onder parketnummer
13-057869-13 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 augustus 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 maart 2013 te Amsterdam opzettelijk beledigend [naam], werkzaam als conducteur bij GVB te Amsterdam, als ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "ik ga je neuken en/of ik ga je moeder neuken en/of je zus neuken en/of je dochter en je vrouw neuken en/of vuile tering Turk en/of vuile kanker Turk en/of je moeder is een hoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Partiele vrijspraak

De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de aangever, in zijn hoedanigheid van conducteur bij het GVB, als ambtenaar in de zin van artikel 267 onder 2 van het Wetboek van Strafrecht kan worden aangemerkt.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof ontleent aan de website van het GVB dat het GVB op de ten laste gelegde datum een verzelfstandigde, privaatrechtelijke rechtspersoon was. De aangever had klaarblijkelijk een dienstverband bij die rechtspersoon. Niet gebleken is dat de aangever onder (direct) toezicht en verantwoording van de overheid zijn bediening uitoefende of buitengewoon opsporingsambtenaar was. De enkele omstandigheid dat de gemeente Amsterdam enig aandeelhouder is van het GVB is daartoe niet voldoende. (vgl. HR 7 april 2009, ECLI:NLHR:2009:BG7743)
Het hof zal de verdachte derhalve vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging, inhoudende dat hij een ambtenaar heeft beledigd, in de zin van voornoemd wetsartikel.

Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie

Zoals hiervoor overwogen, acht het hof de tenlastegelegde strafverzwarende omstandigheid als bedoeld in artikel 267 onder 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) niet bewezen. Het overblijvende gedeelte van het tenlastegelegde ziet klaarblijkelijk op het in artikel 266 Sr strafbaar gestelde feit 'eenvoudige belediging'.
Ingevolge het bepaalde in artikel 269 Sr wordt belediging niet vervolgd dan op klacht van degene tegen wie het misdrijf is gepleegd, behalve - voor zover te dezen van belang - in het geval voorzien in artikel 267 onder 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Nu de klachtgerechtigde geen klacht heeft ingediend op de wijze als voorzien in artikel 164 van het Wetboek van Strafvordering, zal het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het Openbaar Ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. P.F.E. Geerlings en mr. G.C. Koelman, in tegenwoordigheid van
A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
22 augustus 2016.
Mr. G.C. Koelman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.