In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1986, was aangeklaagd voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een autosleutel en een ruitenwisserschakelaar, toebehorende aan een ander. De feiten vonden plaats op 9 april 2014 te Amsterdam, waar de verdachte betrokken was bij een verkeersruzie met de aangever. Tijdens deze ruzie heeft de verdachte de auto van de aangever ingetrokken en naar de contactsleutel gegrepen, wat leidde tot de vernieling van de sleutel en andere onderdelen van de auto.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in een kennelijk opgewonden staat verkeerde en bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde dat de auto-onderdelen zouden worden vernield. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen opzet had op de vernieling, maar het hof oordeelde anders en achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, en de verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 210,00, subsidiair 4 dagen hechtenis, met een voorwaardelijke proeftijd van twee jaren. Het hof hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk als buschauffeur en zijn inspanningen om zijn schulden af te betalen.
De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. M.J.A. Duker, die buiten staat was om te ondertekenen.