ECLI:NL:GHAMS:2016:5614

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2016
Publicatiedatum
27 december 2016
Zaaknummer
23-001254-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1984, was beschuldigd van diefstal van een vest en een tas op 19 februari 2015 in Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof zich niet kon verenigen met de bewijsbeslissing. Tijdens de zitting op 13 december 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van drie weken had geëist. Echter, het hof oordeelde dat de bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen, niet voldoende waren om de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal vast te stellen. De getuigen hadden weliswaar verdachte gedragingen waargenomen, maar er was geen onomstotelijk bewijs dat de verdachte daadwerkelijk de diefstal had gepleegd. Het hof concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het ten laste gelegde had begaan, en sprak hem vrij. De beslissing van het hof werd genomen door de meervoudige strafkamer, en de uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001254-15
Datum uitspraak: 23 december 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 maart 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-034238-15 tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats],
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 december 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 februari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een vest en/of een tas, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam] (vestiging [adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich niet met de bewijsbeslissing kan verenigen.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken met aftrek van het voorarrest.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, waaronder begrepen de verklaringen die de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] hebben afgelegd bij de raadsheer-commissaris, niet met voldoende mate van zekerheid kan worden afgeleid dat de verdachte de sporttas en het verzwaarde vest dat de verdachte bij aanhouding bij zich droeg, heeft gestolen in de [bedrijfsnaam].
Weliswaar heeft een medewerker van de Decatlon twee personen bij de paskamers gezien die in zijn ogen verdacht gedrag vertoonden en vond hij bij controle in een van deze paskamers achter een spiegel een prijskaartje gevonden van een Nike sporttas, waarna uit het voorraadsysteem bleek dat er een tas ontbrak. Daarmee is echter niet onomstotelijk komen vast te staan dat het juist de verdachte was die
-op dat moment- dit prijskaartje van een winkelproduct heeft verwijderd en verstopt.
Dat hij bij de uitgang is aangetroffen met een sporttas en verzwaard vest, soortgelijk aan artikelen die volgens getuige [getuige 2] door het betreffende winkelbedrijf worden verkocht, vormt evenmin voldoende bewijs voor betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde diefstal, zo hiervan al sprake was.
De in het dossier opgenomen foto’s met bijschrift wijzen hierop evenmin eenduidig.
Ook overigens vormen de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen concreet aanknopingspunt voor de betrokkenheid van de verdachte, die ontkent, bij diefstal.
Naar het oordeel van het hof kan dan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. M. Iedema en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 december 2016.
mr. M. Iedema en mr. M.J. Dubelaar zijn buiten staat het arrest te ondertekenen.