In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1986, was beschuldigd van diefstal van winkelgoederen van een winkelbedrijf in Amsterdam op 28 november 2014. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit vonnis slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van een volledige uitspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht, met inachtneming van de bewijsstukken die na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de aanvulling op het arrest. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.
De strafbaarheid van de verdachte is niet uitgesloten, en het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde diefstal. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 24 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Het hof heeft besloten om de taakstraf van 24 uren op te leggen, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geen aanleiding gezien om een lichtere straf op te leggen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.