ECLI:NL:GHAMS:2016:5605

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2016
Publicatiedatum
27 december 2016
Zaaknummer
23-001243-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van drugsoverdracht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk verkopen en/of afleveren van cocaïne op 5 november 2015 te Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 15 november 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte.

De tenlastelegging betrof de verkoop van een bolletje cocaïne aan een andere man, waarbij verbalisanten de vermeende overdracht hadden waargenomen. Echter, het hof heeft vastgesteld dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk cocaïne had overhandigd. Er was geen drugs of geld bij de verdachte of in zijn auto aangetroffen, en de waarneming van de overdracht vond plaats op een afstand van 60 tot 70 meter in het donker, wat de mogelijkheid van een vergissing met zich meebracht.

Gelet op deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en de verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Dit arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. G. Oldekamp, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001243-16
Datum uitspraak: 29 november 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 april 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-223863-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1958,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 november 2015 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt (aan [naam]) en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer een bolletje cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis zal worden bevestigd.

Vrijspraak

In het dossier bevindt zich onder andere een proces-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat verbalisanten hebben waargenomen dat de verdachte een andere man, te weten [naam], verder te noemen [naam], een klein voorwerp overhandigde in ruil voor muntstukken. Uit een proces-verbaal van aanhouding blijkt dat kort erna bij de aangehouden [naam] een bolletje cocaïne is aangetroffen. Uit een aanvullend proces-verbaal van bevindingen volgt dat de verbalisanten de waarneming van de vermeende overdracht van cocaïne met een verrekijker hebben gedaan.
De verdachte heeft steeds ontkend drugs te hebben overhandigd. Uit het dossier blijkt dat bij de verdachte en in zijn – zich in de nabijheid bevindende - auto noch verdovende middelen noch muntstukken zijn aangetroffen. Daarnaast vond de waarneming van de vermeende overdracht plaats op een donkere winteravond en op een afstand van ongeveer 60 tot 70 meter. Gelet hierop bestaat de mogelijkheid dat er geen overdracht van cocaïne heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en [naam]. Dit leidt tot het oordeel dat het hof niet de overtuiging heeft bekomen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van het tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. C.N. Dalebout en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 november 2016.
mr. G. Oldekamp is buiten staat dit arrest te ondertekenen.