ECLI:NL:GHAMS:2016:5603

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2016
Publicatiedatum
27 december 2016
Zaaknummer
23-000802-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtredingen Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 29 februari 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1982, was aangeklaagd voor het besturen van een motorrijtuig terwijl hem dat bij rechterlijke uitspraak was ontzegd, en voor het rijden onder invloed van alcohol. De feiten vonden plaats op 16 juli 2015 te Amsterdam, waar de verdachte een auto bestuurde met een alcoholgehalte van 310 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare delicten.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht door onder invloed van alcohol te rijden en dat hij de hem ontzegde rijbevoegdheid heeft genegeerd. Gezien de omstandigheden en de eerdere veroordelingen heeft het hof besloten de gevangenisstraf van twee weken op te leggen, waarbij het vonnis van de politierechter is vernietigd en opnieuw recht is gedaan. De verdachte is schuldig bevonden aan de overtredingen van artikel 9, eerste lid, en artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000802-16
Datum uitspraak: 29 november 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 96-179659-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 16 juli 2015 te Amsterdam, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de Gooiseweg, een motorrijtuig (personenauto), heeft bestuurd.
Feit 2:
hij op of omstreeks 16 juli 2015 te Amsterdam, als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 310 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 16 juli 2015 te Amsterdam, terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de Gooiseweg, een motorrijtuig (personenauto), heeft bestuurd.
2:
hij op 16 juli 2015 te Amsterdam, als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 310 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als de rechter in eerste aanleg heeft opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan – kort gezegd – het onder invloed van alcoholhoudende drank besturen van een auto op de openbare weg. Het alcoholgehalte van zijn adem was 310 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht. Door aldus te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Voorts heeft de verdachte een auto bestuurd, terwijl hij wist dat hem die bevoegdheid was ontzegd. Door desondanks onder die omstandigheden een personenauto te besturen heeft de verdachte een besluit in het kader van het administratieve toezicht op rijbewijzen genegeerd en ook hierdoor de verkeersveiligheid in algemene zin in gevaar gebracht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 november 2016 is hij eerder ter zake van wegenverkeerswetdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Mede gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting ter zake van enkel de overtreding van artikel 9, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, oordeelt het hof dat niet met een andere straf kan worden volstaan dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Er zijn geen omstandigheden gebleken die aanleiding geven een mildere strafmodaliteit te kiezen, zoals door de raadsman bepleit. Daarbij weegt voorts in het nadeel van de verdachte dat hij er, na een eerdere veroordeling vanwege het veroorzaken van een verkeersongeval, voor heeft gekozen een auto te besturen nadat hij alcohol had genuttigd en terwijl de rijbevoegdheid hem was ontzegd.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. C.N. Dalebout en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 november 2016.
mr. G. Oldekamp is buiten staat dit arrest te ondertekenen.