ECLI:NL:GHAMS:2016:5601

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2016
Publicatiedatum
27 december 2016
Zaaknummer
23-001541-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake mishandeling met gewijzigde strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 6 april 2016. De verdachte, geboren in 1990, was eerder veroordeeld voor een geweldsmisdrijf en heeft in deze zaak een 71-jarige man mishandeld. De mishandeling vond plaats op straat, in aanwezigheid van de kinderen van de verdachte. De verdachte sloeg het slachtoffer hard en gericht in het gezicht, naar eigen zeggen omdat hij dacht dat het slachtoffer een seksuele voorkeur voor kinderen had. Het slachtoffer viel door de klap en liep letsel op. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar wijzigde de strafoplegging. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een geldboete van € 250,00. De advocaat-generaal had in hoger beroep eenzelfde straf gevorderd, maar het hof besloot om de straf te verzwaren. Het hof legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag op, naast een taakstraf van twintig uren en tien dagen hechtenis, indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof overwoog dat de mishandeling ernstige gevolgen had voor het slachtoffer en dat het gedrag van de verdachte onacceptabel was, vooral gezien de omstandigheden waaronder het geweld plaatsvond. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de rechtsorde en ter bescherming van de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001541-16
Datum uitspraak: 29 november 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 6 april 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 15/760081-15 en 09/060400-12 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd- en met dien verstande dat het hof de gronden ten aanzien van de strafoplegging en ten aanzien van de beslissing met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging vervangt door de navolgende.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en een geldboete ter hoogte van € 250,00, subsidiair vijf dagen hechtenis, te voldoen in twee maandelijkse termijnen van elk € 125,00.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een geldboete ter hoogte van € 250,00, subsidiair vijf dagen hechtenis, te voldoen in twee termijnen van elk € 125,00.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zonder enige aanleiding en in aanwezigheid van zijn eigen kinderen op straat het eenenzeventigjarige slachtoffer hard en gericht tegen zijn gezicht en hoofd geslagen, naar eigen zeggen omdat deze een seksuele voorkeur voor kinderen zou hebben. Het slachtoffer is door het slaan ten val gekomen en heeft daar letsel aan over gehouden. Hetgeen de verdachte het slachtoffer verweet, biedt geen rechtvaardiging om geweld te gebruiken. Deze mishandeling moet veel impact op het slachtoffer hebben gehad en een dergelijk incident wakkert gevoelens van onveiligheid aan, zeker nu het in het openbaar en in aanwezigheid van kinderen heeft plaatsgevonden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 november 2016 is hij eerder ter zake van een soortgelijk geweldsmisdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een taakstraf. Die heeft hij verricht voordat hij de hier bedoelde mishandeling pleegde. Het hof ziet in deze eerdere veroordeling en in de hiervoor omschreven ernst van het feit reden om van de gevorderde straf af te wijken. Naast een taakstraf is, mede gelet op het bepaalde in artikel 22b Wetboek van Strafrecht, tevens een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden. Vanwege de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en in aanmerking genomen hetgeen het hof zal beslissen ten aanzien van de gevorderde tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, zal het hof de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf tot een minimum beperken.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22b, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het Openbaar Ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van 10 juni 2013 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De rechtbank heeft de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf gelast, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van één week. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de tenuitvoerlegging wordt omgezet in een taakstraf voor de duur van 14 uren en dat de tenuitvoerlegging voor het overige wordt afgewezen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof zal de advocaat-generaal volgen in haar vordering om de tenuitvoerlegging voor een gedeelte van die straf te gelasten.
Gelet op het bepaalde in artikel 14g, tweede lid, Wetboek van Strafrecht zal het hof, anders dan gevorderd door de advocaat-generaal, niet de omzetting in een taakstraf gelasten. Het hof ziet evenmin aanleiding om te volstaan met het (gedeeltelijk) verlengen van de proeftijd van de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) dag.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. C.N. Dalebout en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 november 2016.
mr. G. Oldekamp is buiten staat dit arrest te ondertekenen.