ECLI:NL:GHAMS:2016:5580

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2016
Publicatiedatum
27 december 2016
Zaaknummer
23-004921-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van telen van hennep na hoger beroep tegen vonnis rechtbank Noord-Holland

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was aangeklaagd voor het telen van hennep in twee verschillende kwekerijen, gelegen in Haarlem en Noordbeemster, in de periode van 2011. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk telen en aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten en -stekken, wat in strijd is met de Opiumwet. Tijdens de zittingen in hoger beroep, die plaatsvonden op verschillende data in 2016, heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 21 maanden en een geldboete van € 10.000 had geëist. Het hof heeft echter geoordeeld dat de bewijsvoering onvoldoende was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd vrijgesproken van beide feiten, omdat de feiten en omstandigheden niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte van de tenlastelegging heeft vrijgesproken. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechter in het waarborgen van een eerlijk proces.

Uitspraak

Parketnummer: 23-004921-14
Datum uitspraak: 23 december 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 4 december 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-740518-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 januari 2016, 24 november 2016, 29 november 2016, 1 december 2016, 9 december 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1: zaaksdossier H-07 Stekkenkwekerij [adres 2]
hij in of omstreeks de periode van 21 maart 2011, althans 16 mei 2011, tot en met 12 juli 2011 te Haarlem (in een schuur tussen de woonwagens aan het [adres 2] nummer [x en x] ), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een schuur tussen de woonwagens aan het [adres 2] nummer [x en x] ) (een) (grote) hoeveelheid / hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 1.512 hennepstekken en/of 122 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2: zaaksdossier H-08 Stekkenkwekerij Noordbeemster
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2011 tot en met 11 november 2011 te Noordbeemster, gemeente Beemster (in een pand aan de [adres 3] ), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid /hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 2.715 hennepplanten en/of 22.428 hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid / hoeveelheden van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; artikel 3 ahf/ond B Opiumwet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden en tot het betalen van een geldboete van € 10.000, subsidiair 185 dagen hechtenis.

Vrijspraak feit 1

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op dezelfde wijze en op dezelfde gronden als de rechtbank het feit heeft bewezen verklaard.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 is ten laste gelegd wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Uit de inhoud van het dossier blijkt dat op 12 juli 2011 in de schuur behorende bij de woonwagen op [adres 2] te Haarlem een hennep(stekken)kwekerij is aangetroffen. Dit betreft de woonwagen van de medeverdachte [medeverdachte 1] . Op 18 mei 2011 is een peilbaken geplaatst onder de personenauto van het merk Volkswagen, type Passat met kenteken [kenteken] , welke personenauto op naam stond van de partner van de verdachte. Het observatieteam heeft gezien dat de verdachte op 14 mei 2011, 18 mei 2011, 27 mei 2011 en 14 juni 2011 van deze auto gebruik heeft gemaakt. Daarnaast blijkt uit de bakengegevens dat deze personenauto in de periode tussen 18 mei 2011 en 12 juli 2011 vijf maal op het adres [adres 2] te Haarlem is geweest, namelijk op 18 mei 2011 om 20.55 uur, op 19 mei 2011 van 09.27 uur tot 11.07 uur en van 14.09 uur tot 15.39 uur, op 24 mei 2011 van 11.54 uur tot 13.05 uur en op 25 mei 2011 om 13.29 uur. Daarbij is niet vastgesteld wie de bestuurder van de personenauto was.
Voorts zijn telefoongesprekken afgeluisterd waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte op 23 mei 2011 en op 3 juni 2011 op het [adres 2] is geweest. In het eerste telefoongesprek van 23 mei 2011 tussen de verdachte en [medeverdachte 2] zegt de verdachte: ‘
ik moet eerst effe naar die dikke, die zit weer te stressen, ik rij eerst effe daarnaartoe.’ De verdachte zegt dat hij er over 10 minuten is en uit gegevens van het baken, geplaatst in de hiervoor bedoelde Volkswagen, volgt dat de auto om 16.22 uur, 6 minuten na het telefoongesprek met [medeverdachte 2] , op het [adres 2] is. In het tweede telefoongesprek op 3 juni 2011, 13:39 uur zegt de verdachte tegen [medeverdachte 2] dat hij naar de dikke gaat, omdat hij bij die dikke nog wat moet doen en dat hij ‘
nu zo gaat rijden naar hem’. Vervolgens is de Volkswagen om 14:57 uur op het [adres 2] en om 16:35 uur en 16:44 uur straalt de telefoon van de verdachte een zendmast aan in de directe omgeving van het [adres 2] . Om 16:35 uur heeft de verdachte met medeverdachte [medeverdachte 1] gebeld dat alles was gelukt waarop [medeverdachte 1] onder meer zegt dat de verdachte dat snel gedaan heeft. Op 8 juni 2011 om 12:15 uur maken de verdachte en [medeverdachte 1] een afspraak met elkaar en op 14 juni 2011 ziet het onderzoeksteam de verdachte en [medeverdachte 1] op het terras zitten van één van de woonwagens op het [adres 2] .
Uit de hiervoor bedoelde afgeluisterde telefoongesprekken volgt dat wanneer de verdachte over ‘de dikke’ spreekt, hij hiermee medeverdachte [medeverdachte 1] bedoelt. Verder blijkt dat de auto, waar de verdachte (ook) gebruik van maakt, een aantal keren op het [adres 2] is gesignaleerd en dat de verdachte in ieder geval twee keer op het [adres 2] is geweest om daar werkzaamheden te verrichten. Op 14 juni 2011 is de verdachte op het [adres 2] gezien.
Naar het oordeel van het hof vormen de hierboven vermelde feiten en omstandigheden sterke aanwijzingen dat de verdachte betrokken was bij de hennep(stekken)kwekerij die is aangetroffen in de schuur behorende bij het [adres 2] te Haarlem, maar zijn deze feiten en omstandigheden onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde te komen. De verdachte is gedurende de observatieperiode eenmaal bij het [adres 2] gezien op het terras voor een woonwagen en afgeleid kan worden dat hij tweemaal bij [medeverdachte 1] is geweest. De personenauto die vijfmaal op het [adres 2] is geweest, is in de tenlastegelegde periode ook een aantal keren door de verdachte gebruikt, maar deze auto werd in die periode ook door anderen dan de verdachte gebruikt. De verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat hij voor [medeverdachte 1] klusjes heeft gedaan aan diens woonwagen. Deze verklaring wordt niet door [medeverdachte 1] of anderen gesteund en is pas in een laat stadium afgelegd.
Uit de feiten en omstandigheden hiervoor weergegeven – elk op zich en in onderling verband bezien – kan evenwel niet worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de hennep(stekken)kwekerij of dat hij daadwerkelijk in de schuur is geweest waarin de hennep(stekken)kwekerij is aangetroffen dan wel daarvoor werkzaamheden heeft verricht of enig andere vorm van concrete betrokkenheid van de verdachte bij de aangetroffen hennep(stekken)kwekerij. Derhalve is het hof van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 is ten laste gelegd. De omstandigheid dat in de schuur een sigarettenpeuk met daarop DNA is aangetroffen doet aan dit oordeel niet af, nu niet valt uit te sluiten dat dit DNA afkomstig is van de eeneiige tweelingbroer van de verdachte.

Vrijspraak feit 2

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld. Hij heeft daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat de personenauto die op naam van de partner van de verdachte stond en waarvan vaststaat dat deze ook werd gebruikt door de verdachte, meermalen is gezien in de Noordbeemster, dat er vanaf de telefoon van de verdachte sms-berichten zijn gestuurd naar de verhuurster van het pand waarin de kwekerij is aangetroffen – ene ‘ [naam] ’ –, en dat de getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij de verdachte en zijn broer voor het eerst heeft gezien bij deze ‘ [naam] ’ in de Noordbeemster.
Het hof is met de rechtbank en de verdediging van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen en overweegt daartoe als volgt. Uit de inhoud van het dossier blijkt dat op 11 november 2011 in een stal en een garage, gelegen op het adres [adres 3] te Noordbeemster, een hennepkwekerij en hennepstekkenkwekerij zijn aangetroffen met 2.715 hennepplanten (moederplanten) en 22.428 hennepstekken. Ten behoeve van de kwekerij was illegaal stroom afgetapt. Uit sms-verkeer blijkt dat vanaf de telefoon van de verdachte een aantal keren contact is gemaakt met de telefoon van [getuige 2] , de bewoonster van de woning die bij voornoemde stal en garage hoorde. Uit peilbakengegevens blijkt voorts dat de personenauto van het merk Volkswagen, type Passat met kenteken [kenteken] , welke personenauto op naam stond van de partner van de verdachte, op 1 juli 2011 op de Noorddijk te Noordbeemster is geweest. De medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij voornoemde personenauto wel eens heeft gebruikt om naar Noordbeemster te rijden en dat hij daar een hennep(stekken)kwekerij heeft gehouden. Voorts heeft hij verklaard dat hij hulp heeft gehad bij het opbouwen van de kwekerij, maar dat hij verder alleen heeft gehandeld.
Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte handelingen heeft verricht die rechtstreeks zien op het kweken van hennep, noch dat hij bijvoorbeeld werkzaamheden heeft verricht in de kwekerij of heeft gedeeld in de winst of anderszins nauw en intensief betrokken is geweest bij de uitvoering van het misdrijf en dat mitsdien niet kan worden bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij hiervan zal worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. N.A. Schimmel en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 december 2016.
Mr. M. Gonggrijp-van Mourik is buiten staat dit arrest te ondertekenen=========================================================================
[.]