ECLI:NL:GHAMS:2016:5544

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
23 december 2016
Zaaknummer
23-002711-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake ongeldig rijbewijs en verkeersveiligheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Roemenië in 1985, was aangeklaagd voor het besturen van een motorrijtuig terwijl haar rijbewijs ongeldig was verklaard. De tenlastelegging betrof een incident op 13 maart 2015 te Amsterdam, waarbij de verdachte wist dat haar rijbewijs voor categorie B ongeldig was, maar desondanks een personenauto bestuurde. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging kwam. De verdachte werd schuldig bevonden aan de overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij in een moeilijke situatie verkeert, onder andere door de verplichting deel te nemen aan een alcoholslotprogramma, waarvan de kosten haar zwaar vallen. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen, maar ook de ernst van het feit dat zij met een ongeldig rijbewijs heeft gereden. De advocaat-generaal had een taakstraf van 28 uren geëist, met een voorwaardelijk deel van 14 uren. Het hof heeft uiteindelijk een taakstraf van 28 uren opgelegd, met een voorwaardelijk deel van 14 dagen hechtenis, en heeft de verdachte gewaarschuwd dat bij een nieuw strafbaar feit binnen de proeftijd, de taakstraf omgezet kan worden in hechtenis. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002711-15
Datum uitspraak: 20 september 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 juni 2015 in de strafzaak onder parketnummer 96-049951-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 13 maart 2015 te Amsterdam terwijl zij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op haar naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten catgeorie B, ongeldig was verklaard en aan haar daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [adres], als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring en tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 13 maart 2015 te Amsterdam, terwijl zij wist dat een op haar naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan haar daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, [adres], als bestuurder een motorrijtuig, personenauto, van die categorie heeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij in een moeilijke situatie verkeert.
Aan haar is deelname aan het, inmiddels zonder terugwerkende kracht ingetrokken, alcoholslotprogramma opgelegd en zij is vooralsnog niet in staat gebleken om de kosten daarvoor te dragen, zodat haar rijbewijs ongeldig is verklaard. De verdachte heeft een mobiele kapsalon, maar door de ongeldigverklaring van haar rijbewijs moet de verdachte zich verplaatsen met het openbaar vervoer. Dit kost haar veel tijd en geld, terwijl haar inkomen niet hoog is, zij kan er net van rondkomen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 28 uren, subsidiair 14 dagen, waarvan 14 uren, subsidiair 7 dagen, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft het openbaar gezag ondermijnd door als bestuurder met een motorrijtuig op de openbare weg te rijden, terwijl haar rijbewijs ongeldig was verklaard. Dit is een ernstig feit, waarmee de verdachte de verkeersveiligheid, ter bescherming waarvan de regels inzake rijbewijzen zijn gegeven, in gevaar heeft gebracht. Daarnaast wist de verdachte dat zij niet mocht rijden, maar heeft zij dit bewust naast zich neergelegd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 augustus 2016 is de verdachte eerder ter zake van een verkeersfeit onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in haar nadeel weegt. Het hof stelt echter vast dat deze eerdere veroordeling ruim acht jaar geleden heeft plaatsgevonden, zodat het hof dit niet ten nadele van de verdachte zal betrekken bij de straftoemeting.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met voornoemde persoonlijke omstandigheden en met de omstandigheid dat zij ter terechtzitting spijt heeft betuigd en inzicht heeft getoond in het strafwaardige van haar handelen. Gelet echter op de ernst van het feit en de daarmee corresponderende gevangenisstraffen die daarvoor doorgaans worden opgelegd, zal anders dan de raadsvrouw heeft bepleit geen toepassing worden gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
14 (veertien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
7 (zeven) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. C.N. Dalebout en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 september 2016.