ECLI:NL:GHAMS:2016:5541

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
23 december 2016
Zaaknummer
23-004570-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Sri Lanka in 1980, was aangeklaagd voor mishandeling en bedreiging van een slachtoffer, zijn oom, op 28 oktober 2015 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte onder andere het duwen, slaan en bedreigen van het slachtoffer met de woorden: 'ik maak je af, ik kom terug!'. Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 september 2016 heeft de verdachte de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen van zijn familieleden betwist, maar het hof oordeelde dat deze verklaringen betrouwbaar waren en ondersteund door bewijs, waaronder letsel van het slachtoffer en verklaringen van verbalisanten. Het hof verwierp het beroep op noodweer, omdat dit onvoldoende was onderbouwd. Uiteindelijk oordeelde het hof dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zowel mishandeling als bedreiging, en vernietigde het het eerdere vonnis van de politierechter. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaren. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte, die onder andere schulden had en onder behandeling was voor stress en depressie.

Uitspraak

Parketnummer: 23-004570-15
Datum uitspraak: 20 september 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 november 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-703148-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Sri Lanka) op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 28 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit: - het eenmaal of meermalen (met kracht) duwen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en/of (vervolgens) - het eenmaal of meermalen (met kracht) stompen en/of slaan tegen het gezicht en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer] en/of (vervolgens) - het (met kracht) trekken aan het lichaam van voornoemde [slachtoffer], ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op de grond is gevallen en/of (vervolgens) - het (met kracht) heen en weer schudden van het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en/of (vervolgens) - het eenmaal of meermalen (met kracht) schoppen en/of trappen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer], waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; artikel 300 Wetboek van Strafrecht
2:
hij op of omstreeks 28 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk eenmaal of meermalen voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"ik maak je af, ik kom terug!", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking; artikel 285 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring en tot een andere straf komt dan de politierechter.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de inverzekeringstelling van de verdachte onrechtmatig was en dat de verdachte nooit in bewaring gesteld had mogen worden. Het openbaar ministerie had derhalve niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in de vordering tot inbewaringstelling en dit loopt door tot de hoofdzaak, aldus de raadsman.
Voor zover de raadsman hiermee heeft bedoeld te betogen dat het openbaar ministerie daarom alsnog niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging ofwel het gestelde verzuim anderszins gevolgen zou moeten hebben, overweegt het hof dat dit verweer reeds afstuit op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen omdat het uitsluitend ziet op de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling en de rechter-commissaris daar reeds over heeft geoordeeld, zonder dat daartegen een rechtsmiddel openstaat.

Bewijsmotivering

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte de betrouwbaarheid van de verklaringen van zijn oom, tante en nicht betwist. De verdachte ontkent zowel de ten laste gelegde mishandeling als de ten laste gelegde bedreiging en verklaart dat zijn oom al langere tijd jaloers op hem was en dat zijn familie hem met hun verklaringen in de val wil lokken.
Het hof is van oordeel dat de verklaringen van de oom, de tante en de nicht van de verdachte betrouwbaar zijn. De verklaringen van de aangever en van de getuigen bevestigen elkaar en worden voorts ondersteund door het letsel van het slachtoffer, zoals ook door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] waargenomen. Zij vinden verder steun in de dreigende uitlatingen die de verdachte blijkens het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] in de politieauto jegens zijn oom heeft gedaan. Uit de verklaringen van de aangever en de twee getuigen blijkt tot slot dat de verdachte door zijn oom is weggestuurd, omdat hij dronken was. Dit wordt betwist door de verdachte, maar de beschonkenheid van de verdachte vindt bevestiging in zowel het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] als in dat van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4].
De stukken die de verdachte ter terechtzitting heeft overlegd, namelijk een uitdraai van Facebook Messenger, waaruit volgt dat de nicht de verdachte in de val zou hebben gelokt en uitdraaien van de belgeschiedenis van verdachte, waaruit blijkt dat de aangever contact heeft gezocht met de verdachte doen aan de betrouwbaarheid of geloofwaardigheid van voornoemde verklaringen niet af.
Op basis van het dossier acht het hof aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en bedreiging.
De raadsman heeft ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde mishandeling een beroep gedaan op noodweer ‘gelet op het trekken en duwen tussen de verdachte en de aangever’. Nu de raadsman dat verweer onvoldoende heeft onderbouwd en daarvan ook overigens niet is gebleken, is een noodweersituatie niet aannemelijk geworden.
Het hof verwerpt het beroep op noodweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 28 oktober 2015 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit:
- het duwen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en vervolgens
- het meermalen slaan tegen het gezicht en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer] en
- het trekken aan het lichaam van voornoemde [slachtoffer], ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op de grond is gevallen,
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2:
hij op 28 oktober 2015 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "ik maak je af!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 een beroep gedaan op noodweerexces ‘gelet op het trekken en duwen tussen de verdachte en de aangever’. Nu de raadsman dat verweer onvoldoende heeft onderbouwd en daarvan ook overigens niet is gebleken, is een noodweerexcessituatie niet aannemelijk geworden.
Het hof verwerpt het beroep op noodweerexces.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis met aftrek en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard sinds zes maanden geen werk meer te hebben. Hij ontvangt een uitkering. Daarnaast heeft de verdachte schulden, maar krijgt hij schuldhulp en staat hij onder bewind. De verdachte heeft veel last van stress en slikt voorgeschreven antidepressiva.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft het slachtoffer, zijn oom, in diens eigen woning geslagen en hem vervolgens mondeling bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Door aldus te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast heeft het slachtoffer deze situatie als zeer bedreigend ervaren en had hij het gevoel dat de verdachte hem daadwerkelijk iets aan wilde doen. Dit is een ernstig feit en is temeer laakbaar, omdat men zich in de privésfeer veilig moet kunnen voelen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 augustus 2016. Nu daaruit niet blijkt dat de verdachte eerder ter zake van een soortgelijk feit is veroordeeld, zullen eerdere veroordelingen ten aanzien van andersoortige feiten niet ten nadele van de verdachte worden meegewogen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 september 2016.