ECLI:NL:GHAMS:2016:5535

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
23 december 2016
Zaaknummer
23-000442-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake schuldheling met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 5 februari 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in Roemenië in 1991 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van schuldheling. De tenlastelegging omvatte het verwerven en voorhanden hebben van telefoons, waarvan de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig waren. Tijdens de zitting op 24 augustus 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht schuldig aan het primair ten laste gelegde, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, het hof heeft wel bewezen geacht dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, namelijk het verwerven van een telefoon op 18 november 2015 in Rotterdam, terwijl hij had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke vermogensdelicten, wat heeft geleid tot de conclusie dat recidive in dit geval een belangrijke factor is.

De opgelegde straf bestond uit een gevangenisstraf van drie weken, die voorwaardelijk werd opgelegd, en een geldboete van €300. Het hof heeft benadrukt dat het van belang is om de verdachte te ontmoedigen om in de toekomst opnieuw vermogensdelicten te plegen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000442-16
Datum uitspraak: 7 september 2016
VERSTEK (niet-gemachtigde raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 5 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-232752-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1991,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1 primair:hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen op of omstreeks 13 en/of 14 november 2015 in de gemeente(n) Rotterdam en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of (elders) in Nederland, in een trein, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (merk HTC) en/of een telefoon (merk Huawei), geheel of ten dele toebehorende aan (respectievelijk) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.
Feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 18 november 2015, althans in of omstreeks de periode van 13 november 2015 tot en met 18 november 2015, in de gemeente Rotterdam en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (merk HTC) en/of een telefoon (merk Huawei) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die telefoon(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het (impliciet meer) subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1 subsidiair:hij op 18 november 2015 in de gemeente Rotterdam een telefoon (merk HTC) heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die telefoon redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde (opzetheling) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde (opzetheling) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verwerven en het voorhanden hebben van een telefoon, terwijl hij op het moment van verwerven redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze telefoon van diefstal afkomstig was. Door aldus te handelen heeft verdachte andere misdrijven ondersteund en deze daarmee begunstigd. Helingshandelingen als deze werken misdrijven als diefstal in de hand of houden deze in stand.
Eveneens is het niet de eerste keer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een vermogensdelict. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 augustus 2016 is hij eerder ter zake van soortgelijke vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Bij recidive in vermogenscriminaliteit als hier aan de orde, is het van belang dat de verdachte wordt ontmoedigd zich in de toekomst nogmaals schuldig te maken aan een vermogensdelict. Daarom zal het hof, naast een geldboete, ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete en voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden hoogte en duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. E. de Greeve en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 september 2016.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[.]