ECLI:NL:GHAMS:2016:5534

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
23 december 2016
Zaaknummer
23-000443-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schuldheling van gestolen telefoons

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Roemenië in 1975, was aangeklaagd voor schuldheling van twee gestolen mobiele telefoons, merk HTC en Huawei, die hij op of omstreeks 13 en 14 november 2015 in Nederland had verworven. De verdachte had bij zijn aanhouding verklaard dat hij de telefoon net had gekocht van een onbekende man op het station Rotterdam Centraal. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de verdachte niet kon weten dat de telefoon gestolen was, omdat hij een normale prijs had betaald voor een tweedehands telefoon. Het hof oordeelde echter dat de verdachte, gezien de omstandigheden van de aankoop, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het om een gestolen goed ging. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar verklaarde het subsidiair bewezen dat hij schuldheling had gepleegd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken en een geldboete van € 300,00, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak om recidive te ontmoedigen.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000443-16
Datum uitspraak: 7 september 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 5 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-232725-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1975,
adres: [adres]).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1 primairhij op een of meer tijdstip(pen) gelegen op of omstreeks 13 en/of 14 november 2015 in de gemeente(n) Rotterdam en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of (elders) in Nederland, in een trein, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (merk HTC) en/of een telefoon (merk Huawei), geheel of ten dele toebehorende aan (respectievelijk) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.
Feit 1 subsidiairhij op of omstreeks 18 november 2015, althans in of omstreeks de periode van 13 november 2015 tot en met 18 november 2015, in de gemeente Rotterdam en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (merk HTC) en/of een telefoon (merk Huawei) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die telefoon(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gemaakt ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

Betreffende het primair ten laste gelegde is het hof met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat dit niet bewezen is en dat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

Bewijsmotivering

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep eveneens vrijspraak bepleit ten aanzien van het subsidiair (opzetheling) en (impliciet) meer subsidiair (schuldheling) ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft bij zijn aanhouding direct verklaard dat hij de telefoon net gekocht had van een man op het station Rotterdam Centraal. Niet is bekend welk type telefoon de verdachte bij zich had en wat daarvan de waarde was. Nu de waarde onbekend is, kan ook niet worden vastgesteld dat de prijs die de verdachte voor de telefoon heeft betaald niet een normale prijs is voor een tweedehandse telefoon van dat type. De raadsman heeft een overzicht overhandigd waarop te zien is dat op internet voor een tweedehands Huawei mobiele telefoon € 75,- wordt gevraagd. Dit ligt niet ver boven het bedrag dat de verdachte betaald heeft. Voorts heeft de raadsman bepleit dat de verdachte, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad betreffende medeplegen, eveneens dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van heling van de telefoon.
De advocaat-generaal heeft betoogd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voor individuele opzetheling is. Gelet op de omstandigheden rond de aankoop van de mobiel, had de verdachte moeten weten dat dit niet kon kloppen.
Het hof overweegt het volgende. De verdachte heeft een mobiele telefoon gekocht op het station Rotterdam Centraal van een voor hem onbekende man, die zei dat hij geld nodig had. De verdachte wist dat de man meerdere telefoons verkocht, nu de medeverdachte op hetzelfde moment ook een mobiele telefoon bij deze man kocht. In de telefoon die de verdachte kocht zat nog een simkaart, maar de verdachte had de code niet gekregen van de man van wie hij de telefoon had gekocht en hij wist niet wat de code was. Gelet op deze omstandigheden had de verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat het een gestolen telefoon betrof.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 november 2015 in de gemeente Rotterdam een telefoon (merk Huawei) heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die telefoon redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verwerven en het voorhanden hebben van een telefoon, terwijl hij op het moment van verwerven redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze telefoon van diefstal afkomstig was. Door aldus te handelen heeft verdachte andere misdrijven ondersteund en deze daarmee begunstigd. Helingshandelingen als deze werken misdrijven als diefstal in de hand of houden deze in stand.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 augustus 2016 is hij eerder ter zake van soortgelijke vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Bij recidive van vermogenscriminaliteit als hier aan de orde is het van belang dat de verdachte wordt ontmoedigd zich in de toekomst nogmaals schuldig te maken aan een vermogensdelict. Dit is reden om de verdachte, naast een geldboete, een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Derhalve acht het hof, alles afwegende, een geldboete en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur dan wel hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. E. de Greeve en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 september 2016.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.