In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 26 juni 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in Suriname in 1956 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was beschuldigd van het zich ophouden op de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 7 maart 2014 op deze locatie bevond en dat dit gedrag in strijd was met artikel 2.7, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van de gemeente Amsterdam. De kantonrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 750, subsidiair 15 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 30 uren geëist, subsidiair 15 dagen hechtenis. Het hof heeft de ernst van de overtreding en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn dakloosheid en gezondheidsproblemen. Het hof heeft besloten om een voorwaardelijke taakstraf op te leggen, zodat de verdachte de kans krijgt om zijn leven te verbeteren, maar met een waarschuwing dat bij herhaling van strafbare feiten de taakstraf alsnog uitgevoerd zal worden. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.