Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Bewijsmotivering
De verdachte had geen opzet op het toebrengen van pijn en/of letsel aan het slachtoffer. Hij had alleen de intentie om weg te komen en trok daarom het slachtoffer naar de kant.
[slachtoffer], sprak de verdachte aan op een incident dat eerder die avond tussen beiden had plaatsgevonden. Vervolgens zijn de verdachte, één van de vrouwen, [slachtoffer] en [getuige] naar buiten gegaan, waar een schermutseling ontstond. Op enig moment heeft de verdachte [slachtoffer] met twee handen bij diens kraag gepakt en tegen een muur aan gegooid. [slachtoffer] heeft als gevolg hiervan zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Deze aan het verweer ten grondslag gestelde feitelijke toedracht omtrent de benarde positie vindt geen steun in de overige stukken van het dossier. Het hof acht daarom niet aannemelijk dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte waartegen verdediging noodzakelijk was.
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
De vriend van het slachtoffer daagde de verdachte uit en was uit op ruzie. De verdachte heeft bovendien oprecht veel spijt over wat er is voorgevallen en de ingrijpende gevolgen die dat heeft gehad voor het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
€ 7.746,30(zevenduizend zevenhonderdzesenveertig euro en dertig cent) bestaande uit
€ 4.746,30(vierduizend zevenhonderdzesenveertig euro en dertig cent)
materiële schadeen
€ 3.000(drieduizend euro)
immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
[slachtoffer], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 7.746,30 (zevenduizend zevenhonderdzesenveertig euro en dertig cent) bestaande uit € 4.746,30 (vierduizend zevenhonderdzesenveertig euro en dertig cent) materiële schade en € 3.000 (drieduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
73 (drieënzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.