Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Compass Group Nederland Holding B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. Compass Group heeft op 16 augustus 2016 hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 18 mei 2016, waarin de rechtbank een vordering van Compass Group tegen [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 1] heeft behandeld. De vordering van Compass Group betreft een schadevergoeding van € 140.336,55, alsook buitengerechtelijke en beslagkosten. De rechtbank heeft [geïntimeerde sub 2] veroordeeld tot betaling van € 27.435,90 en beslagkosten, maar de vordering tegen [geïntimeerde sub 1] is afgewezen omdat niet is komen vast te staan dat hij wist of behoorde te weten dat [geïntimeerde sub 2] onrechtmatig handelde.
In het incident heeft [geïntimeerde sub 1] gevorderd dat [geïntimeerde sub 2] in vrijwaring wordt opgeroepen, voor het geval dat de vordering van Compass Group tegen hem alsnog wordt toegewezen. Het hof heeft echter geoordeeld dat het niet mogelijk is om in hoger beroep een incidentele vordering tot vrijwaring in te stellen, waardoor [geïntimeerde sub 1] niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vordering. Het hof heeft de beslissing over de proceskosten aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van antwoord door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2].