Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
subsidiair
primair en subsidiair
2.Feiten
Herplaatsing en uitgifte van (certificaten van) aandelen tot een aantal van 5.000.000´. In de meegezonden toelichting op dit agendapunt staat, nadat melding was gemaakt van het sterk dalende resultaat van Orthocenter de laatste drie jaar en de ondervonden moeilijkheden bij de banken een aanvullend krediet te verkrijgen, onder meer:
Deze teleurstellende opstelling van onze huidige bank (…) maakt dat wij verplichtingen uit hoofde van onze acquisities eind dit jaar niet kunnen betalen, als de kredietfaciliteit niet alsnog wordt aangepast.
Na het verschijnen van het halfjaar bericht van Orthocenter N.V. zijn er enkele transacties geweest waarbij certificaten van aandelen Orthocenter N.V. van eigenaar verwisselden tegen een koers van € 2,00.
3.Beoordeling
nade emissie. Dit doet echter niet wezenlijk af aan de geconstateerde discrepantie tussen de waarde per aandeel en de uitgifteprijs. Orthocenter heeft – met uitzondering van de in 2.7 genoemde vordering van Haarsma op Orthocenter, waarover hieronder nader – onvoldoende aangevoerd op grond waarvan objectief gerechtvaardigd zou zijn dat het bestuur van Orthocenter eind 2013 rekening zou dienen te houden met aanzienlijk negatievere ontwikkelingen dan zich tot die tijd daadwerkelijk hebben voorgedaan. Het bericht van Orthocenter van 28 augustus 2014 waarin onder meer iets wordt gezegd over de cijfers van het eerste half jaar van 2014 speelt in het onderdeel van het rapport van De Swart dat handelt over de aandelenemissie slechts een beperkte rol. Daarbij komt dat De Swart zich ook uitlaat over een waarde per aandeel gerelateerd aan uitsluitend het eigen vermogen. Orthocenter acht de opmerkingen van De Swart over de prijs bij de emissie (veel) te kort door de bocht en onjuist. Zij stelt dat De Swart miskent dat het doel van de emissie slechts wordt bereikt als er aandeelhouders zijn die bereid zijn deel te nemen in de emissie. Klaarblijkelijk was Haarsma Beleggingen niet bereid deel te nemen, zelfs niet bij de ‘idioot lage prijs’ van € 0,27 per aandeel en waren de overige aandeelhouders niet bereid een (veel) hogere prijs te betalen, aldus Orthocenter. Dat de overige aandeelhouders niet bereid zouden zijn geweest een hogere prijs per aandeel te betalen als deze prijs de reële waarde van de aandelen weerspiegelde, legt Orthocenter echter niet verder uit. Voorts miskent Orthocenter met dit verweer dat de houding van Haarsma Beleggingen en de overige aandeelhouders haar geen vrijbrief geeft de belangen van Haarsma Beleggingen onevenredig te schaden. Met betrekking tot de verwijzing van Orthocenter naar recente transacties, ontbreken gegevens om vast te stellen op basis waarvan de koopprijs in die gevallen werd bepaald. Overigens zijn de in dat verband genoemde bedragen nog steeds vele malen hoger dan de bij de emissie gehanteerde uitgifteprijs.
Haarsma zat bovendien in een situatie waarin hij werd neergezet als een fraudeur. In een dergelijke situatie kun je niet van iemand verwachten dat Haarsma Beleggingen nog verder investeert in Orthocenter.’ Het door Haarsma Beleggingen gestelde gebrek aan informatie heeft derhalve niet tot andersoortige schade geleid dan de schade die door Haarsma Beleggingen is geleden als gevolg van de hiervoor jegens haar onrechtmatig bevonden emissie. Welke schade voor Haarsma Beleggingen het gevolg is geweest van de gestelde strijd met wet en statuten (welke stelling er, kort gezegd, op neerkomt dat het bestuur wel bevoegd was te besluiten tot uitgifte van aandelen maar niet om de voorwaarden te bepalen) heeft zij niet toegelicht.