ECLI:NL:GHAMS:2016:5481

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
23 december 2016
Zaaknummer
200.175.030/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van eerdere rechterlijke uitspraken in civiele procedure met betrekking tot ontruiming en huurovereenkomsten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 december 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een vordering tot herroeping van eerdere rechterlijke uitspraken. De eiser, aangeduid als [X], heeft de herroeping ingediend tegen onder andere een arrest van het hof van 27 mei 2014 en een arrest van de Hoge Raad van 19 december 2014. De herroeping is gebaseerd op het feit dat [X] pas op 10 maart 2015 kennis heeft gekregen van een belangrijke brief van de gemeente Amsterdam, die door de gedaagden, De Principaal B.V. en Woonstichting Lieven de Key, was achtergehouden. Deze brief bevatte essentiële informatie over de stadsvernieuwingsurgentie van [X].

Het hof heeft vastgesteld dat [X] niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot herroeping voor een deel van de grondslag, omdat deze te laat is ingediend. Echter, voor andere delen van de grondslag heeft het hof geoordeeld dat [X] wel ontvankelijk is, omdat hij zich beroept op feiten die na de dagvaarding van 16 juli 2015 aan het licht zijn gekomen.

Het hof heeft besloten om de zaak te voegen met een andere aanhangige zaak tussen dezelfde partijen, om tegenstrijdige uitspraken te voorkomen. De zaak is verwezen naar een zitting op 4 april 2017 voor pleidooi. Het hof heeft verder iedere beslissing aangehouden, wat betekent dat er nog geen definitieve uitspraak is gedaan over de herroeping zelf.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.175.030/01
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 20 december 2016 (bij vervroeging)
inzake
[X] ,
wonend te [woonplaats] ,
eiser tot herroeping,
advocaat: mr. M. Ellens te Amsterdam,
tegen

1.DE PRINCIPAAL B.V.,

2. WOONSTICHTING LIEVEN DE KEY,
beide gevestigd te Amsterdam,
gedaagden tot herroeping,
advocaat: mr. E. van der Hoeden te Laren NH.

1.Het geding tot herroeping

Partijen worden hierna [X] en De Principaal c.s. – afzonderlijk: De Principaal en De Key – genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 13 oktober 2015 een tussenarrest uitgesproken.
Vervolgens hebben partij de volgende stukken ingediend:
  • conclusie van antwoord, met producties;
  • conclusie van repliek, met producties;
  • conclusie van dupliek, met producties;
  • akte houdende uitlating producties van de zijde van [X] .
Ten slotte is arrest gevraagd.
[X] heeft geconcludeerd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest de onder 2.1 (a) tot en met (d) te vermelden rechterlijke uitspraken zal herroepen, alle kennelijk voor zover tussen partijen (althans tussen [X] en De Principaal) gewezen. Tevens heeft [X] , kennelijk voor het geval het hof een of meer van deze uitspraken zal herroepen, de vorderingen ingesteld als opgenomen aan het slot van de het geding tot herroeping inleidende dagvaarding van 16 juli 2015, met beslissing over de proceskosten.
De Principaal c.s. hebben geconcludeerd, zakelijk, dat het hof [X] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering tot herroeping, althans die vordering zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
Partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Beoordeling

2.1.
In dit geding tot herroeping gaat het, voor zover thans van belang, om het volgende.
( a) Bij vonnis van 23 januari 2013 (zaak- en rolnummer 512840/ HA ZA 12-337) heeft de rechtbank Amsterdam onder anderen [X] onder meer veroordeeld de begane grond van het pand aan de [adres 1] te ontruimen;
( b) Bij vonnis van 22 februari 2013 (rolnummer 1372638 CV EXPL 12-25152) heeft de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam onder meer het tijdstip waarop de huurovereenkomst met betrekking tot [adres 2] eindigt, vastgesteld op 1 april 2013 en [X] veroordeeld het gehuurde dan te ontruimen;
( c) Bij arrest van 27 mei 2014 (zaaknummers 200.126.590/01 en 200.128.989/01) heeft dit hof onder meer het onder (a) genoemde vonnis vernietigd en de vordering van De Principaal, voor zover ingesteld tegen [X] , afgewezen en het onder (b) genoemde vonnis bekrachtigd;
( d) Bij arrest van 19 december 2014 (rolnummer 14/04465) heeft de Hoge Raad der Nederlanden het cassatieberoep tegen voormeld arrest van het hof (in beide zaken) niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de huurovereenkomst met betrekking tot [adres 2] eindigt op 1 februari 2015, alsmede dat [X] uiterlijk op die datum het gehuurde dient te hebben ontruimd.
( e) Na een voor [X] (in twee instanties) vruchteloos gebleken executie-geschil zijn [adres 1] en [adres 2] eind maart 2015 ontruimd.
( f) In dit geding vordert [X] vordert de herroeping van de onder (a) tot en met (d) genoemde uitspraken.
2.2.1.
Bij dagvaarding van 16 juli 2015 heeft [X] zijn vordering tot herroeping hierop gebaseerd dat hij pas op 10 maart 2015, tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg van voormeld door hem tegen De Principaal c.s. aangespannen executiegeschil, kennis heeft gekregen van een brief van de gemeente Amsterdam (verder: de gemeente) van 28 november 2011 aan De Key, welke brief door toedoen van De Principaal c.s. tot dan toe was achtergehouden. Deze brief bevat – zo begrijpt het hof [X] – voor de beoordeling van de zaak essentiële informatie, te weten de peildatum voor de ingangsdatum van de stadsvernieuwingsurgentie, 1 december 2011. Volgens [X] kan hij daarom een beroep doen op het bepaalde in art. 382 aanhef en sub a en/of sub c Rv.
2.2.2.
Bij akte van 18 augustus 2015 heeft [X] zich ter staving van zijn vordering tot herroeping bovendien beroepen op een e-mail van de gemeente van 27 juli 2015. Uit een bij die e-mail als bijlage gevoegde brief van De Principaal c.s. van 15 november 2011 aan de gemeente blijkt, aldus [X] , dat De Principaal c.s. tegenover de gemeente hebben verklaard dat [X]
regulierhuurder was van [adres 2] , dat voor hem als
regulierehuurder een peildatum werd bepaald op grond waarvan hij stadsvernieuwingsurgent werd verklaard en dat hij door De Principaal c.s. geïnformeerd zou worden over de planvorming van Project Tabak en de gevolgen die dit voor hem zou hebben. Het hof begrijpt [X] aldus dat hij zich op het standpunt stelt dat ook die brief door toedoen van De Principaal c.s. is achtergehouden en dat hij (ook) daarom een beroep kan doen op het bepaalde in art. 382 aanhef en sub a en/of sub c Rv.
2.2.3.
Bij conclusie van repliek, genomen op 16 februari 2016, heeft [X] zijn vordering tot herroeping voorts nog doen steunen op het feit dat hem in februari 2016 is gebleken dat De Principaal c.s. in strijd met de door deze in de eerdere procedures gedane mededelingen en in afwijking van het bepaalde in artikel 7:274 lid 1 aanhef en sub c BW, de Tabakspanden hebben verkocht en op 31 december 2015 hebben geleverd aan een derde.
2.2.4.
De Principaal c.s. hebben allereerst met een beroep op het bepaalde in art. 383 lid 1 Rv aangevoerd dat de vordering tot herroeping te laat is ingesteld, immers niet binnen drie maanden nadat de grond voor herroeping is ontstaan en [X] daarmee bekend is geworden.
2.2.5.
Dit verweer treft ten aanzien van de brief van 28 november 2011 doel op grond van het volgende. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [X] op 10 maart 2015 van genoemde brief kennis heeft gekregen. Op die datum is dan ook de grond voor de herroeping ontstaan en is [X] daarmee bekend geworden in de zin van art. 383 lid 1 Rv. Op grond van deze wetsbepaling had [X] binnen drie maanden nadien het onderhavige rechtsmiddel moeten aanwenden. Hij heeft dat echter pas gedaan bij de dagvaarding tot herroeping van 16 juli 2015, derhalve meer dan vier maanden na 10 maart 2015. [X] kan daarom in zoverre in zijn vordering tot herroeping niet worden ontvangen.
2.2.6.
Dit ligt anders ten aanzien van de e-mail van de gemeente van 27 juli 2015 en de verkoop en levering van de Tabakspanden. Het valt immers niet in te zien waarom het [X] niet zou vrijstaan zich in de loop van dit geding tot herroeping tevens te beroepen op feiten en omstandigheden die hem pas na uitbrengen van de dagvaarding van 16 juli 2015 bekend zijn geworden, voor zover hij dat beroep althans doet binnen drie maanden na kennisneming van die feiten en omstandigheden. Dat laatste is hier het geval. In zoverre kan [X] dan ook wel in zijn vordering tot herroeping worden ontvangen en wordt het onder 2.2.4 genoemde verweer van De Principaal c.s. verworpen.
2.3.
[X] heeft deze laatste herroepingsgronden ook aan het hof voorgelegd in een door hem bij dagvaarding van 28 september 2015 ingeleide (tweede) herroepings-procedure tegen De Principaal c.s., in welke procedure hij wederom de herroeping van de onder 2.1 vermelde rechterlijke uitspraken vordert. Die andere zaak is bij het hof bekend onder zaaknummer 200.177.893/01 en staat voor pleidooi op 4 april 2017. Hoewel [X] aanvankelijk (bij H-formulier) kenbaar had gemaakt beide zaken op de voet van art. 222 Rv gevoegd te willen zien, heeft hij een dergelijke vordering, zo al op de juiste wijze ingesteld, kennelijk niet gehandhaafd door in de thans voorliggende zaak arrest te vragen. Niettemin ziet het hof – om te voorkomen dat tegenstrijdige uitspraken worden gedaan – aanleiding beide zaken ambtshalve te voegen. Voldaan is immers aan het in art. 222 lid 1 Rv gestelde vereiste dat voor dezelfde rechter tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn.
2.4.
Ervan uitgaande dat partijen (althans een hunner) vanwege de uit te spreken voeging ook in deze zaak zullen willen pleiten, zal het hof de zaak verwijzen naar de zitting van 4 april 2017 voor pleidooi. Indien beide partijen in deze zaak niet willen pleiten, kunnen zij dat aan het hof kenbaar maken en zal op genoemde datum alleen in de andere zaak worden gepleit.
2.5.
Het zal iedere verdere beslissing aanhouden.

3.Beslissing

Het hof:
voegt de zaak met de tussen partijen bij dit hof onder zaaknummer 200.177.893/01 aanhangige zaak;
verwijst de zaak naar de zitting van 4 april 2017 voor pleidooi;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, R.J.M. Smit en J.C. Toorman en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 20 december 2016.