ECLI:NL:GHAMS:2016:5397

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
23-005270-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake overtreding van de Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van het besturen van een motorrijtuig onder invloed van alcohol op 19 oktober 2015 te Zaandam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een alcoholgehalte van 1110 microgram in haar uitgeademde lucht had, wat aanzienlijk hoger is dan de toegestane limiet. De verdachte had nog geen vijf jaar haar rijbewijs en was op het moment van afgifte nog geen achttien jaar oud.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd vanwege een gewijzigde tenlastelegging en heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De bewezenverklaring van de overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 werd gehandhaafd. De verdachte werd als strafbaar verklaard, en het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar ook met de ernst van de overtreding. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van €200,00 en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar.

De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige overweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de verkeersveiligheid en de persoonlijke situatie van de verdachte in balans zijn gebracht. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

parketnummer: 23-005270-15
datum uitspraak: 20 oktober 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer 96-213125-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 oktober 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 19 oktober 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), voor het besturen waarvan een rijbewijs was vereist, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1110 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl nog geen vijf jaren waren verstreken sinds de eerste afgifte aan verdachte van een rijbewijs en/of verdachte op het ogenblik van die afgifte nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat er sprake is van een gewijzigde tenlastelegging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 19 oktober 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), voor het besturen waarvan een rijbewijs was vereist, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1110 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl nog geen vijf jaren waren verstreken sinds de eerste afgifte aan verdachte van een rijbewijs en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na
30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 70 uren subsidiair 35 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opgelegd voor de duur van 15 maanden.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafoplegging verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en te volstaan met een geheel voorwaardelijke taakstraf of een geldboete. Daartoe heeft zij aan de hand van stukken aangevoerd dat de verdachte niet in staat is, vanwege de problematiek waarmee zij kampt, een taakstraf te verrichten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van
het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als beginnend bestuurder van een personenauto deelgenomen aan het verkeer na gebruik van een, gelet op het vastgestelde alcoholgehalte van haar adem, enorme hoeveelheid alcoholhoudende drank. Aldus heeft zij de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht.
Het hof heeft evenwel rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep en uit de op voorhand door de raadsvrouw aan het hof toegezonden stukken is gebleken.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte, in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te melden duur, passend.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W. Moors, mr. S. Clement en mr. H.W.J. de Groot, in tegenwoordigheid van
G.J. van Klompenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 oktober 2016.