ECLI:NL:GHAMS:2016:5391

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
23-003693-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake poging tot diefstal van koperen leidingen en kabels

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Algerije in 1975, was beschuldigd van poging tot diefstal van koperen leidingen en kabels uit een pand van een zorginstelling in Cruquius, gemeente Haarlemmermeer. De tenlastelegging betrof een incident op 3 augustus 2014, waarbij de verdachte in de kruipruimte van het pand werd aangetroffen met koperen leidingen en kabels die klaar lagen om meegenomen te worden. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 dagen.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 oktober 2016 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte de poging tot diefstal had gepleegd. Het hof overwoog echter dat de verdachte in de kruipruimte was aangetroffen en dat er voldoende bewijs was dat hij de goederen had verzameld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De verklaring van de verdachte dat er ook andere personen in het pand verbleven, werd niet aannemelijk geacht.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan poging tot diefstal. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Het hof baseerde zijn beslissing op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en het strafblad van de verdachte, die eerder voor vermogensdelicten was veroordeeld.

Uitspraak

parketnummer: 23-003693-14
datum uitspraak: 3 november 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 september 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-810300-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortedag] 1975,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 oktober 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 augustus 2014 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (gelegen op het terrein van zorginstelling [naam zorginstelling] gelegen aan de [adres 2]) weg te nemen koperen leidingen en/of kabels, geheel of ten dele toebehorende aan (verpleeginstelling) [naam verpleeginstelling], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen koperen leidingen en/of kabels onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, - dat pand door een raam is binnengeklommen en/of - de kruipruimte van dat pand is ingegaan en/of - een of meer koperen leidingen en/of kabels heeft verzameld en klaar gelegd (om uit dat pand mee te nemen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en kwalificatie komt dan de politierechter.

Gevoerd verweer

Ter zitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw zich evenals ter zitting in eerste aanleg op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daaraan heeft zij kort gezegd ten grondslag gelegd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte degene was die de poging tot diefstal heeft gepleegd.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte is door de politie in de kruipruimte van het pand aangetroffen, waar hij zich kennelijk had verstopt. Verbalisanten hebben gezien dat er kabels en leidingen klaar lagen om te worden meegenomen. De verklaring van de verdachte dat er in het pand ook andere personen verblijven is niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft bovendien bij het verhoor door de politie verklaard dat hij wat koperen buizen bij elkaar heeft geraapt, dat hij die kon verkopen maar niet op zondag omdat dan alles dicht is,
uit welke verklaring het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening blijkt.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte de poging tot diefstal uit het pand heeft begaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 augustus 2014 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (gelegen op het terrein van zorginstelling [naam zorginstelling] gelegen aan de [adres 2]) weg te nemen koperen leidingen en kabels toebehorende aan (verpleeginstelling) [naam verpleeginstelling] en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen,
- de kruipruimte van dat pand is ingegaan en
- koperen leidingen en kabels heeft verzameld en klaar gelegd (om uit dat pand mee te nemen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen met aftrek van de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft goederen klaargelegd om mee te nemen uit een tijdelijk niet in gebruik paviljoen van zorginstelling [naam verpleeginstelling] waar hij naar binnen was gegaan. De verdachte heeft door aldus te handelen blijk gegeven enkel oog te hebben voor zijn eigen financiële gewin. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 oktober 2016 is hij eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
21 (eenentwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W. Moors, mr. S. Clement en mr. H.W.J. de Groot, in tegenwoordigheid van
G.J. van Klompenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 november 2016.