ECLI:NL:GHAMS:2016:5390

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
23-003117-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 15 juli 2015 was gewezen. De verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen in 1990, werd beschuldigd van opzettelijke mishandeling van een slachtoffer op 7 januari 2015 in Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 oktober 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De tenlastelegging hield in dat de verdachte het slachtoffer met kracht in het gezicht had geslagen, wat leidde tot letsel en pijn voor het slachtoffer.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, ondanks zijn ontkenning. De verklaring van het slachtoffer werd ondersteund door getuigenissen van verbalisanten die camerabeelden hadden gezien. Bovendien werd de verdachte herkend op basis van zijn OV-chipkaart, die op de plaats delict was aangetroffen. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling.

De straf die door de politierechter was opgelegd, bestond uit een taakstraf van 40 uren. Het hof heeft deze straf bevestigd, rekening houdend met de ernst van de mishandeling en de impact op de slachtoffers en omstanders. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, wat ook gevoelens van onveiligheid bij omstanders heeft opgeroepen. De op te leggen straf is gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 23-003117-15
datum uitspraak: 3 november 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 juli 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-085571-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 oktober 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandeld
[slachtoffer] (met kracht) een of meermalen in zin gezicht/gelaat en/of op tegen zijn hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 januari 2015 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen tegen zijn hoofd
heeft geslagen waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverweging

De verdachte heeft van meet af aan ontkend het tenlastegelegde te hebben begaan en heeft ook in hoger beroep volhard in zijn ontkenning. Door en namens de verdachte is aangevoerd dat hij niet de persoon is die het slachtoffer heeft geslagen.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt dienaangaande als volgt.
De verklaring van aangever [slachtoffer] komt overeen met hetgeen de verbalisant die de camerabeelden heeft gezien heeft opgenomen in zijn proces-verbaal. Daarnaast heeft verbalisant [verbalisant]
in een proces-verbaal van bevindingen verklaard dat hij de persoon op de camerabeelden herkende als de aangehouden verdachte [verdachte]. Voorts is de OV-chipkaart van de verdachte ter plaatse gevonden en is gebleken dat deze eerder op diverse dagen is opgewaardeerd met een ING-pas op naam van de verdachte. Verder is gebleken dat met deze OV-chipkaart op 7 januari 2015 om 06:32 uur is ingecheckt op metrostation Bullewijk, terwijl de verdachte ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij destijds dagelijks rond deze tijd via station Bullewijk naar zijn werk reisde.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden komt het hof tot het oordeel dat het verweer dat de verdachte niet de persoon is die het slachtoffer heeft geslagen wordt verworpen en dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte op 7 januari 2015 [slachtoffer] heeft geslagen.
Dat de camerabeelden niet meer aanwezig zijn valt te betreuren, maar leidt er niet toe dat het feit
niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, gelet op hetgeen over de camerabeelden is gerelateerd in de door verbalisanten opgemaakte processen-verbaal en het overige hiervoor opgenomen bewijs.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren met aftrek van de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van het slachtoffer. De verdachte sloeg het slachtoffer nadat deze - samengevat - te kennen had gegeven dat hij er bezwaar tegen maakte dat de verdachte ongevraagd tegelijk met aangever het metropoortje passeerde. Hiermee heeft de verdachte niet alleen op een zeer kwalijke wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar ook voor omstanders gevoelens van onveiligheid opgeroepen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W. Moors, mr. S. Clement en H.W.J. de Groot, in tegenwoordigheid van
G.J. van Klompenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 november 2016.
.