Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
korte lening tbv Shanghai”.
deel betaling China”.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 december 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. Het hoger beroep volgde op een vonnis van 16 september 2015, waarin [X] Holding als eiseres in conventie was opgetreden en [appellant] als gedaagde. [appellant] had in hoger beroep een incidentele vordering ingediend tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis, op grond van artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kern van de zaak betrof een lening van € 33.000 die door [X] Holding aan [appellant] was verstrekt, en de daaropvolgende betalingsgeschillen.
Het hof heeft de incidentele vordering van [appellant] afgewezen. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van executiebevoegdheid door [X] Holding. De argumenten van [appellant] dat de tenuitvoerlegging van het vonnis schadelijke gevolgen zou hebben voor zijn echtgenote, die niet betrokken was bij de rechtszaak, werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd. Het hof benadrukte dat voor schorsing van de tenuitvoerlegging slechts plaats is indien er sprake is van een duidelijke juridische of feitelijke misslag in het bestreden vonnis, wat in dit geval niet was aangetoond. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van antwoord door [X] Holding.