ECLI:NL:GHAMS:2016:5319

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2016
Publicatiedatum
15 december 2016
Zaaknummer
1960-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis en afwijzing schorsingsverzoek wegens ernstige bezwaren voor frauduleus handelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 november 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1968 en thans verblijvende in het huis van bewaring te Middelburg, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 7 november 2016, die een bevel tot zijn gevangenhouding inhield. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank, waarin het hoger beroep werd ingesteld, en heeft de relevante stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte bestudeerd. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.

Het hof heeft zich verenigd met de beschikking waarvan beroep, voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de verdachte geen wetenschap had van het niet betalen voor de bestelde apparatuur en dat er bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak discussie moet zijn over het oogmerk om zonder betaling over de goederen te beschikken. Het hof oordeelde dat deze vraag door de feitenrechter beantwoord moet worden tijdens de inhoudelijke behandeling.

Het hof concludeert dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte met betrekking tot meerdere feiten van frauduleus handelen. Het hof acht het noodzakelijk dat de voorlopige hechtenis wordt voortgezet, omdat er nog onderzoekshandelingen plaatsvinden. Aangezien er geen reclasseringsrapport met concrete schorsingsvoorwaarden beschikbaar was, kon het hof niet beoordelen of het recidivegevaar met schorsingsvoorwaarden voldoende kon worden ingeperkt. Daarom heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De beslissing van het hof was om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis te verwerpen.

Uitspraak

13-665380-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
wonende te [adres]
thans verblijvende in het huis van bewaring PI Zuid West - HvB De Torentijd te Middelburg,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 7 november 2016, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 9 november 2016, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennisgenomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. [naam 1], kantoorgenoot van mr. [naam 2].

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
De raadsman heeft aangevoerd dat ten aanzien van de feiten 1 en 2 geen wetenschap bij de verdachte heeft bestaan dat voor de bestelde apparatuur niet werd betaald. Daarbij heeft de raadsman aangevoerd dat er bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak discussie gevoerd moet worden omtrent de aanwezigheid van het bestanddeel oogmerk om zonder betaling de beschikking over die goederen te verzekeren.
Met de raadsman is het hof is van oordeel dat deze vraag bij de inhoudelijke behandeling door de feitenrechter beantwoord zal moeten worden. Het hof acht thans in het voorhanden zijnde strafdossier ernstige bezwaren aanwezig voor de feiten 1 tot en met 6 als vermeld op de vordering inbewaringstelling.
Er bestaan ernstige bezwaren dat de verdachte zich gedurende een langere periode frequent bezig heeft gehouden met frauduleus handelen. Op grond daarvan is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld.
Met betrekking tot de onderzoeksgrond overweegt het hof dat deze gehandhaafd blijft, nu de advocaat-generaal bij de behandeling in raadkamer aannemelijk heeft gemaakt dat nog onderzoekshandelingen worden verricht waarvoor continuering van de voorlopige hechtenis is vereist.
Nu een reclasseringsrapport met concrete schorsingsvoorwaarden ontbreekt kan door het hof onvoldoende worden beoordeeld of het recidivegevaar met het stellen van schorsingsvoorwaarden voldoende kan worden ingeperkt. Gelet hierop en nu ook overigens
13-665380-16
niet van persoonlijke omstandigheden van de verdachte is gebleken die nopen tot de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, komt het hof tot de navolgende beslissing.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 30 november 2016 in raadkamer van dit hof door
mr. M. Iedema, voorzitter,
mrs. N.R.A. Meerbeek en J.H. Wesselink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 30 november 2016,
de advocaat-generaal