ECLI:NL:GHAMS:2016:5319
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- M. Iedema
- N.R.A. Meerbeek
- J.H. Wesselink
- Rechtspraak.nl
Voorlopige hechtenis en afwijzing schorsingsverzoek wegens ernstige bezwaren voor frauduleus handelen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 november 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1968 en thans verblijvende in het huis van bewaring te Middelburg, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 7 november 2016, die een bevel tot zijn gevangenhouding inhield. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank, waarin het hoger beroep werd ingesteld, en heeft de relevante stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte bestudeerd. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.
Het hof heeft zich verenigd met de beschikking waarvan beroep, voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de verdachte geen wetenschap had van het niet betalen voor de bestelde apparatuur en dat er bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak discussie moet zijn over het oogmerk om zonder betaling over de goederen te beschikken. Het hof oordeelde dat deze vraag door de feitenrechter beantwoord moet worden tijdens de inhoudelijke behandeling.
Het hof concludeert dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte met betrekking tot meerdere feiten van frauduleus handelen. Het hof acht het noodzakelijk dat de voorlopige hechtenis wordt voortgezet, omdat er nog onderzoekshandelingen plaatsvinden. Aangezien er geen reclasseringsrapport met concrete schorsingsvoorwaarden beschikbaar was, kon het hof niet beoordelen of het recidivegevaar met schorsingsvoorwaarden voldoende kon worden ingeperkt. Daarom heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De beslissing van het hof was om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis te verwerpen.