ECLI:NL:GHAMS:2016:5316
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- M. Iedema
- N.R.A. Meerbeek
- J.H. Wesselink
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schorsing van voorlopige hechtenis na ernstige bezwaren
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 november 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1981 en thans verblijvende in het huis van bewaring te Almere, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, die op 2 november 2016 een bevel tot verlenging van zijn gevangenhouding had gegeven. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder de akte van de griffier en de proces-verbaal van bevindingen, en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.A.J. van Putten.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat er ernstige bezwaren bestaan tegen de verdachte, met name met betrekking tot de feiten die in het proces-verbaal van bevindingen en de aangiften van getuigen zijn vermeld. De verdachte was betrokken bij meerdere strafbare feiten, waaronder een overval, waarbij een jas met opvallende kenmerken als bewijsstuk werd aangetroffen. Ondanks de argumenten van de raadsman voor schorsing van de voorlopige hechtenis, heeft het hof geoordeeld dat het maatschappelijk belang van het voorkomen van strafbare feiten zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van de verdachte.
Daarom heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen en het beroep tegen de beschikking van de rechtbank verworpen. Deze beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de rechters zich verenigden met de gronden van de eerdere beschikking. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.