ECLI:NL:GHAMS:2016:5289

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2016
Publicatiedatum
12 december 2016
Zaaknummer
23-000193-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling voor medeplichtigheid aan handel in verdovende middelen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname, was in eerste aanleg veroordeeld voor medeplichtigheid aan de handel in verdovende middelen, specifiek cocaïne en heroïne. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam dan de rechtbank. De verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar het hof achtte het subsidiair ten laste gelegde, namelijk medeplichtigheid aan de handel in verdovende middelen, wettig en overtuigend bewezen. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk gelegenheid had verschaft voor de verkoop van harddrugs door zijn woning ter beschikking te stellen aan drugsdealers.

De uitspraak is gebaseerd op getuigenverklaringen en observaties van de politie, waaruit bleek dat drugsdealers regelmatig de woning van de verdachte bezochten om daar drugs te verkopen. Het hof overwoog dat de verdachte, door deze gelegenheid te verschaffen, het verhandelen van harddrugs had vergemakkelijkt. De verdachte had eerder al veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat in zijn nadeel werd meegewogen. Echter, het hof hield ook rekening met de beperkte rol van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling na het delict. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren.

De beslissing van het hof is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 23-000193-16
datum uitspraak: 16 november 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-703196-14 tegen
[verdachte],
geboren te distrikt Suriname (Suriname) op [geboortedag] 1968,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
2 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw mr. [naam], advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 mei 2014 tot en met 31 oktober 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht of afgeleverd of verstrekt (aan een of meer (onbekend gebleven) pero(o)n(en)) of vervoerd een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocoaïne en/of heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair:
een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstippen in de periode van 14 mei 2014 tot en met 31 oktober 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt (aan een of meer (onbekend gebleven) pero(o)n(en)) en/of vervoerd een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in de periode van 14 mei 2014 tot en met 31 oktober 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest gelegenheid en/of (een) middel(en) heeft verschaft door een of meermalen contact te leggen tussen een of meer van voornoemde onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of een of meermalen te bellen naar een of meer van voornoemde onbekend gebleven personen en/of zijn, verdachtes, woning ter beschikking te stellen aan een of meer van voornoemde onbekend gebleven perso(o)n(en).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
onbekend gebleven personen op tijdstippen in de periode van 14 mei 2014 tot en met 31 oktober 2014 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk hebben verkocht aan een of meer onbekend gebleven personen hoeveelheden cocaïne, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op tijdstippen in de periode van 14 mei 2014 tot en met 31 oktober 2014 te Amsterdam, telkens opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door zijn, verdachtes, woning ter beschikking te stellen aan een of meer van voornoemde onbekend gebleven personen.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bespreking van het gevoerde verweer ten aanzien van medeplichtigheid

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van medeplichtigheid, omdat hij geen opzet heeft gehad op het gronddelict als zodanig en ook geen opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn bij het in stand houden van handel in verdovende middelen.
Het hof overweegt ten aanzien van de medeplichtigheid als volgt.
Het kernverwijt bij medeplichtigheid is “het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf”. Dit kan zijn door het opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van een misdrijf of indien opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen worden verschaft waardoor de uitvoering van het misdrijf wordt bevorderd of gemakkelijk wordt gemaakt.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat op verschillende momenten in de ten laste gelegde periode drugsdealers de woning van de verdachte aan de [adres 2] te Amsterdam betraden en aldaar drugs verkochten aan personen die zich op dat moment in die woning bevonden. Dit blijkt onder andere uit de verklaring van de getuige [getuige] en observaties gedaan door de politie van de woning aan de [adres 2]. [getuige] heeft verklaard dat drugsgebruikers naar de woning van de verdachte gingen om daar te wachten op de drugsdealer bij haar bekend onder de bijnaam ‘[bijnaam]’. Deze [bijnaam] verkocht vervolgens harddrugs aan de gebruikers in de woning van de verdachte. [1] De getuige heeft ten overstaan van de raadsheer-commissaris van dit hof gepersisteerd bij deze verklaring. [2] De verdachte heeft daarover in hoger beroep verklaard dat hij bezoek kreeg van drugsgebruikers en dat hij soms een dealer opbelde met het verzoek om naar zijn woning te komen. Vervolgens verkocht de dealer in de woning van de verdachte verdovende middelen aan de personen die zich in deze woning bevonden. Het hof leidt hieruit af dat op initiatief van de verdachte drugsdealers naar zijn huis kwamen terwijl hij drugsgebruikers op bezoek had, wetende dat hij de dealers daarmee de gelegenheid verschafte om harddrugs te dealen in zijn woning. Door deze gelegenheid te verschaffen heeft hij het verhandelen van harddrugs bevorderd en gemakkelijk gemaakt.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden met aftrek van de tijd die door de verdachte in verzekering is doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk verschaffen van de gelegenheid tot het dealen van harddrugs door zijn woning hiervoor ter beschikking te stellen. Met zijn handelen heeft de verdachte het verhandelen van harddrugs vergemakkelijkt. Harddrugs vormen niet alleen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid, het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving. Onder meer vanwege de veelal daarmee gepaard gaande criminaliteit en overlast.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 oktober 2016 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van handel in verdovende middelen, wat het hof ten nadele van de verdachte weegt.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met de beperkte rol die de verdachte in het geheel heeft ingenomen en de omstandigheid dat de verdachte na het plegen van het onderhavige feit niet meer in contact is gekomen met politie en justitie. Gelet hierop en op het feit dat de verdachte onder begeleiding van Exodus een positieve draai aan zijn leven lijkt te hebben gegeven, acht het hof een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden hoogte dan wel duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mw. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 november 2016.
Mr. H.M.J. Quaedvlieg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van verhoor van J.D. [getuige] d.d. 13 juli 2014, ongenummerd
2.Het proces-verbaal van verhoor van J.D. [getuige], afgelegd bij de raadsheer-commissaris d.d. 23 augustus 2016