In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 30 maart 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1983 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De advocaat-generaal vorderde dezelfde straf in hoger beroep. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof oordeelde dat de mishandeling van de ex-vriendin een ernstige inbreuk op haar lichamelijke integriteit vormde en dat de verdachte politieambtenaren had belemmerd in de uitoefening van hun taak. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd ten aanzien van de straf en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van voorarrest. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige.