Uitspraak
Onderzoek ter terechtzitting
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
BESLISSING
19 oktober 2016.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 17 december 2014 was gewezen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep omdat het appel te laat was ingesteld. De advocaat-generaal had gevorderd om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien de termijn voor het instellen van het hoger beroep op 31 december 2014 was geëindigd. De griffie van de rechtbank Noord-Holland was op die datum tot 17.00 uur geopend, maar het appel werd pas op 5 januari 2015 ingesteld. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat de verdachte tijdig appel had ingesteld door een brief op 30 december 2014 af te geven aan de portier van de rechtbank, maar het hof oordeelde dat deze brief pas op 7 januari 2015 was ontvangen. Het hof concludeerde dat de verdachte de brief niet eerder had afgegeven dan op de datum waarop deze was gestempeld, en dat het hoger beroep dus niet tijdig was ingesteld. Het hof benadrukte dat de raadsvrouw ook de mogelijkheid had om het appel op 31 december 2014 te faxen, maar deze optie niet had benut. Gezien het feit dat het hoger beroep niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn was ingesteld, verklaarde het hof de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.