ECLI:NL:GHAMS:2016:5268

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2016
Publicatiedatum
12 december 2016
Zaaknummer
23-002831-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Groepsbelediging van Joden door verdachte via e-mailberichten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van groepsbelediging van Joden wegens hun ras, zoals vastgelegd in artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht. De tenlastelegging omvatte meerdere e-mailberichten die de verdachte had verzonden aan scholen, politici en andere instellingen, waarin hij beledigende en kwetsende uitlatingen deed over Joden. De verdachte heeft erkend de e-mails te hebben verzonden, maar betoogd dat zijn uitlatingen niet beledigend waren en dat hij enkel een debat wilde aanzwengelen over de berichtgeving over Joden in de media.

Het hof heeft de uitlatingen van de verdachte als beledigend gekwalificeerd en geoordeeld dat deze niet kunnen worden beschouwd als een serieuze bijdrage aan het maatschappelijk debat. De context van de uitlatingen, de gekozen bewoordingen en de impact op de waardigheid van Joden zijn door het hof zwaar meegewogen. Het hof heeft vastgesteld dat de uitlatingen van de verdachte onmiskenbaar de strekking hadden om Joden in een kwaad daglicht te stellen en dat deze uitlatingen onnodig grievend waren.

De verdachte is in hoger beroep veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof heeft ook de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen. De inbeslaggenomen computer, die is gebruikt voor het begaan van de feiten, is verbeurd verklaard. Het hof heeft de veroordeling van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging.

Uitspraak

parketnummer: 23-002831-15
datum uitspraak: 5 oktober 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 juli 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13/659254-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 augustus 2016 en 21 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 11 februari 2014 te Amsterdam en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland, zich in het openbaar, bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, (te weten Joden) wegens hun ras en/of godsdienst, door een e-mail te verzenden aan de [school] vrije school en/of een groot aantal andere scholen met daarin (onder meer) de tekst: beste directie, ik vind dat deze videos verplichte lesstof zijn voor onze klein/kinderen, om ze te tonen dat, ik vind dat, joden een slechte inborst hebben, zij waren de wreedste en misdadigste slavenhandelaren (video 1) en hebben 30 miljoen onschuldige christelijke russische kinderen, vrouwen en mannen misbruikt, verkracht, vermoord en verhongerd, de holodomor,(video 2) 6 miljoen, wanneer, waar en door wie (video 3) en de gaskamer een leugen is (video 4), althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl verdachte hiervan een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
2:
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2013 tot en met 22 december 2013 te Amsterdam en/of elders in Nederland, zich meermalen in het openbaar, bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, (te weten Joden) wegens hun ras en/of godsdienst, door een e-mail te verzenden aan [naam 1] en/of een groot aantal (andere) Tweede Kamerleden en/of een (groot) aantal politici (van de SP) en/of een aantal kranten(redacties) met als onderwerp: de joodse zwendel deel 21: hoe een joodse bandleider ons christelijk heilige nacht lied verkracht, onze christelijke liederen zijn geen joodse popliedjes!!!! met daarin (onder meer) de tekst: beste joodse aanhangsels,(...) onze christelijke cultuur moet beschermd worden en op de lijst van het wereld erfgoed geplaatst worden, onze christelijke cultuur is een cultuur van zelfreflectie, mededogen en vergiffenis en moet beschermd worden tegen de joodse satanische aanvallen op onze cultuur. de joden zijn oa slavendrijvers en vrouwenhandel maffia, maar dat mogen wij niet weten/zeggen. want de o,o,o,o, arrrreme joodjes zijn zo zielig.........maar ondertussen zijn die zielenpoten achter de schermen bezig om van nederland een joods nederland te maken, de jood [naam 2] is als politicus vaker in beeld dan dhr [naam 6]!!!!!!!! een ander voorbeeld van hoe de zielige joodjes ons in de kont naaien is een citaat van een joodse, religieuze, racistische, extremistische organisatie genaamd: chabad lubavitch, extremer en racistischer joods tuig kom je niet tegen, worden jullie kontenlikkers nog wakker??????????????????, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl verdachte hiervan een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
3:
hij op of omstreeks 06 december 2013 te Amsterdam en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland, zich in het openbaar, bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, (te weten Joden) wegens hun ras en/of godsdienst, door een e-mail te verzenden aan het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) en/of een (groot) aantal Tweede Kamerleden met daarin (onder meer) de tekst: de joodse zwendel.(...) ik eis dat jullie de holocaustleugens, dagelijks verspreid door de joden, via de media, mij wet verbieden. onderstaande info is een kopie van een bezoeker van stormfront de website die de joodse leugens ontmaskerd. ik bezoek deze site regelmatig, omdat ik ook een voorstander ben, het ontmaskeren van de joodse leugens. er waren geen gaskamers in de werkkampen en het woord: holocaust, moet bij wet verboden worden. joden die dat woord mondeling of schriftelijk nog gebruiken moeten zwaar gestraft worden. te beginnen met mnrtj [naam 3], mnhrtj [naam 4] en mnhrtj [naam 5] de grootste joden kontenlikkers ter wereld., althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl verdachte hiervan een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
4:
hij op of omstreeks 09 december 2013 te Amsterdam en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland, zich in het openbaar, bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, (te weten Joden) wegens hun ras en/of godsdienst, door een e-mail te verzenden aan het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) en/of (plusminus) 42 andere geadresserden met daarin (onder meer) de tekst: de joodse zwendel (...) er waren geen gaskamers!!!!!!!!!! wie o wie brachten de slaven naar noord / zuid amerika en de carabien? de hollanders..........????????......of de JODEN....!!!!!!!!!, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl verdachte hiervan een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot (enigszins) andere overwegingen en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen

Inleiding
De verdachte heeft per e-mail berichten gestuurd aan scholen, kranten, leden van de Tweede en Eerste Kamer en het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), met daarin teksten als weergegeven in de tenlastelegging. Een aantal van die e-mailberichten bevatte tevens één of meer hyperlinks naar filmpjes op Youtube of andere internetsites.
De verdachte heeft erkend dat hij de e-mailberichten vanuit zijn woning in Amsterdam heeft verzonden, maar heeft zich op het standpunt gesteld dat de teksten in die berichten niet beledigend of discriminerend zijn, dat hij slechts de intentie had de geadresseerden te wijzen op de eenzijdige berichtgeving over Joden, in geschiedenisboeken en in de media, en dat hij beoogde die berichtgeving te nuanceren door aandacht te vragen voor bepaalde publicaties over de holocaust en te wijzen op leed dat is aangericht door Joden.
Juridisch kader
Artikel 137c, eerste lid, Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:
“Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaat over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie”.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 16 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3583) met betrekking tot de beoordeling van een zaak als de onderhavige onder meer het volgende overwogen:
“4.4.2. Het, onder meer in art. 10 EVRM gegarandeerde, recht op vrijheid van meningsuiting staat aan een strafrechtelijke veroordeling ter zake van groepsbelediging en/of aanzetten tot discriminatie in de zin van art. 137c Sr onderscheidenlijk 137d Sr niet in de weg indien zo een veroordeling een op grond van art. 10, tweede lid, EVRM toegelaten – te weten een bij de wet voorziene, een gerechtvaardigd doel dienende en daartoe een in een democratische samenleving noodzakelijke - beperking van de vrijheid van meningsuiting vormt.
4.4.3. Bij de beoordeling van een uitlating in verband met de strafbaarheid daarvan wegens groepsbelediging en/of aanzetten tot discriminatie in de zin van voormelde wettelijke bepalingen, dient acht te worden geslagen op de bewoordingen van die uitlating alsmede op de context waarin zij is gedaan. Daarbij dient onder ogen te worden gezien of de gewraakte uitlating een bijdrage kan leveren aan het publiek debat of een uiting is van artistieke expressie. Tevens dient onder ogen te worden gezien of de uitlating in dat verband niet onnodig grievend is”.
De in de tenlastelegging opgenomen, aan art. 137c Sr ontleende, wettelijke termen moeten worden geacht dezelfde betekenis te hebben als daaraan toekomt in de genoemde strafbepaling. Dit brengt mee dat vrijspraak dient te volgen, indien de tenlastegelegde uitlatingen niet kunnen worden aangemerkt als beledigend dan wel indien deze als (niet onnodig grievende) bijdragen aan het maatschappelijk debat kunnen worden beschouwd.
Bewoordingen uitlatingen
Het hof is van oordeel dat de uitlatingen van de verdachte op zichzelf beledigend van aard zijn. Daarin worden immers Joden onder andere neergezet als “wreedste en misdadigste slavenhandelaren”, personen met een “slechte inborst” die “ons in de kont naaien” en die “30 miljoen onschuldige christelijke russische kinderen, vrouwen en mannen (hebben) misbruikt, verkracht, vermoord en verhongerd”. Joden zijn volgens de verdachte “aanhangsels” tegen wie “onze christelijke cultuur moet (worden) beschermd”, zij willen anderen ten onrechte overtuigen van het bestaan van de holocaust en gaskamers en om die reden is sprake van “joodse satanische aanvallen” en “Joodse zwendel”.
Deze uitlatingen hebben onmiskenbaar de strekking Joden bij het publiek in een kwaad daglicht te stellen vanwege hun ras. Zij worden als groep in diskrediet gebracht en de waardigheid van Joden wordt ernstig aangetast. Hun minderwaardigheid wordt door de verdachte sterk benadrukt en het bestaan van gaskamers en de holocaust wordt op kwetsende wijze in twijfel getrokken.
Context
Het hof is van oordeel dat de verdachte zijn uitlatingen heeft gedaan in de context van het (aanzwengelen van een) maatschappelijke debat. Het hof neemt in dat verband in aanmerking dat de verdachte er kennelijk van overtuigd is dat de Holocaust en de gaskamers niet hebben bestaan en hij heeft zijn gedachten openbaar gemaakt door deze te delen met vele personen en organisaties (politici, scholen, krantenredacties, het CIDI) die geacht kunnen worden invloed uit de oefenen op de richting van het maatschappelijk debat en het onderwijs. Aangenomen kan worden dat de verdachte met zijn e-mailberichten gepoogd heeft zijn gedachtegoed bij die personen en organisaties ingang te doen vinden teneinde deze op breder terrein te doen verspreiden. Het hof is, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat geen sprake is van een situatie dat voor derden in het geheel niet kenbaar is dat de verdachte een debat wilde voeren of aanzwengelen en dat zijn uitlatingen niet kunnen worden beschouwd als een serieus te nemen bijdrage aan zo’n debat. Wel moet de vraag worden beantwoord of de uitlatingen van de verdachte onnodig grievend zijn. In dat verband overweegt het hof als volgt.
De verdachte moet, als elke andere burger, in staat zijn zaken van algemeen belang aan de orde te stellen, ook als zijn uitlatingen kunnen kwetsen, choqueren of verontrusten. Het hof is evenwel van oordeel dat de beledigende uitlatingen van de verdachte omtrent wat in zijn ogen een zaak van algemeen belang is, dermate indruisen tegen de (Grond)wet en de grondbeginselen van de Nederlandse democratische rechtsstaat, dat deze niet beschermenswaardig zijn. Daarbij heeft het hof betrokken dat op geen enkele wijze duidelijk is geworden waarom de verdachte zich in het verwoorden van zijn standpunten niet had kunnen bedienen van neutralere, niet-kwetsende bewoordingen.
Dit brengt het hof tot het oordeel dat verdachtes uitlatingen als onnodig grievend moeten worden beschouwd. Daaraan doet niet af dat de verdachte, ten bewijze van zijn gelijk, in zijn e-mailberichten hyperlinks heeft opgenomen naar filmpjes op Youtube en andere internetsites. Nog daargelaten het feit dat van de ontvangers van de e-mailberichten niet kon worden gevergd kennis kennis te nemen van die filmpjes, ontneemt de inhoud van die filmpjes, naar de verdachte moet hebben geweten, aan zijn uitlatingen geenszins het grievende karakter.
Conclusie
Gelet op het voorgaande kunnen de uitlatingen van de verdachte, in het bijzonder gelet op de gekozen bewoordingen, de context waarin deze zijn gedaan en de zeer beperkte of zelfs afwezige functionaliteit daarvan in het maatschappelijk debat, naar het oordeel van het hof worden aangemerkt als groepsbelediging van Joden wegens hun ras in de zin van de art. 137c Sr.
Het hof ziet, anders dan de advocaat-generaal, onvoldoende aanknopingspunten om te komen tot het oordeel dat de verdachte Joden heeft beledigd wegens hun godsdienst.
Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de verdachte ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde moet worden vrijgesproken van het gedeelte: “wie of wie brachten de slaven naar noord/zuid amerika en de carabien? De hollanders…….????????......of de JODEN….!!!!!!!!!”.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 11 februari 2014 te Amsterdam, zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras door een e-mail te verzenden aan de [school] vrije school en een groot aantal andere scholen met daarin de tekst: beste directie, ik vind dat deze videos verplichte lesstof zijn voor onze klein/kinderen, om ze te tonen dat, ik vind dat, joden een slechte inborst hebben, zij waren de wreedste en misdadigste slavenhandelaren en hebben 30 miljoen onschuldige christelijke russische kinderen, vrouwen en mannen misbruikt, verkracht, vermoord en verhongerd, de holodomor, 6 miljoen, wanneer, waar en door wie en de gaskamer een leugen is;
2:
hij op 22 december 2013 te Amsterdam zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras door een e-mail te verzenden aan [naam 1] en een groot aantal andere Tweede Kamerleden en politici en een aantal kranten(redacties) met als onderwerp: de joodse zwendel deel 21: hoe een joodse bandleider ons christelijk heilige nacht lied verkracht, onze christelijke liederen zijn geen joodse popliedjes!!!! met daarin de tekst: beste joodse aanhangsels, onze christelijke cultuur moet beschermd worden en op de lijst van het wereld erfgoed geplaatst worden, onze christelijke cultuur is een cultuur van zelfreflectie, mededogen en vergiffenis en moet beschermd worden tegen de joodse satanische aanvallen op onze cultuur. de joden zijn oa slavendrijvers en vrouwenhandel maffia, maar dat mogen wij niet weten/zeggen. want de o,o,o,o, arrrreme joodjes zijn zo zielig.........maar ondertussen zijn die zielenpoten achter de schermen bezig om van nederland een joods nederland te maken, de jood [naam 2] is als politicus vaker in beeld dan dhr [naam 6]!!!!!!!! een ander voorbeeld van hoe de zielige joodjes ons in de kont naaien is een citaat van een joodse, religieuze, racistische, extremistische organisatie genaamd: chabad lubavitch, extremer en racistischer joods tuig kom je niet tegen, worden jullie kontenlikkers nog wakker??????????????????;
3:
hij op 6 december 2013 te Amsterdam zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras door een e-mail te verzenden aan het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) en een groot aantal Tweede Kamerleden met daarin de tekst: de joodse zwendel. ik eis dat jullie de holocaustleugens, dagelijks verspreid door de joden, via de media, mij wet verbieden. onderstaande info is een kopie van een bezoeker van stormfront de website die de joodse leugens ontmaskerd. ik bezoek deze site regelmatig, omdat ik ook een voorstander ben, het ontmaskeren van de joodse leugens. er waren geen gaskamers in de werkkampen en het woord: holocaust, moet bij wet verboden worden. joden die dat woord mondeling of schriftelijk nog gebruiken moeten zwaar gestraft worden. te beginnen met mnrtj [naam 3], mnhrtj [naam 4] en mnhrtj [naam 5] de grootste joden kontenlikkers ter wereld;
4:
hij op 9 december 2013 te Amsterdam, zich in het openbaar, bij geschrift opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden wegens hun ras door een e-mail te verzenden aan het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) en andere geadresseerden met daarin de tekst: de joodse zwendel (...) er waren geen gaskamers!!!!!!!!!! wie o wie brachten de slaven naar noord / zuid amerika en de carabien? de hollanders..........????????......of de JODEN....!!!!!!!!!.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De verdachte heeft betoogd dat hem op grond van artikel 19 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) een eigen mening toekomt en dat het van censuur zou getuigen als hem niet zou zijn toegestaan zijn mening te uiten op de wijze als hij heeft gedaan. Toetsing aan deze bepaling door het hof is echter niet mogelijk, nu deze geen bindende kracht heeft als bedoeld in de artikelen 93 en 94 van de Grondwet.
Mede naar aanleiding van het verweer zal het hof toetsen of met een eventuele veroordeling van de verdachte inbreuk wordt gemaakt op zijn recht op vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) zonder dat die inbreuk is gerechtvaardigd als bedoeld in het tweede lid van die bepaling.
Artikel 10 EVRM luidt:

1. Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio- omroep-, bioscoop- of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen.

2. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.

Het hof stelt voorop dat in een democratische samenleving ook aan degenen die (zeer) kwetsende uitlatingen doen een hoge mate van bescherming van hun recht op vrijheid van meningsuiting toekomt. In het publieke en politieke debat geventileerde meningen kan die bescherming niet worden ontnomen op de enkele grond dat die meningen als (zeer) onacceptabel worden beschouwd. Anderzijds bestaat geen onbeperkt recht op vrijheid van meningsuiting: het op onverantwoorde wijze gebruik maken van de vrijheid van meningsuiting door bepaalde groepen van de bevolking te beledigen, te belasteren, te ridiculiseren of te diffameren kan de nationale autoriteiten uit het oogpunt van het tegengaan van bijvoorbeeld racisme aanleiding kan geven juridische stappen tegen de betrokkene te ondernemen,
Met een eventuele veroordeling van de verdachte ter zake van de bewezenverklaarde uitlatingen wordt inbreuk gemaakt op zijn recht op vrijheid van meningsuiting als bedoeld in art. 10, eerste lid, EVRM. Die inbreuk is bij wet voorzien, te weten in de strafbepaling van artikel 137c Sr. Voorts is het hof van oordeel dat die veroordeling noodzakelijk is in een democratische samenleving ter bescherming van de goede naam en de rechten van Joden
.De uitlatingen van de verdachte waren immers, zoals hiervoor al is overwogen, voor hen sterk diffamerend. Het hof neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat het bij Joden gaat om een minderheidsgroepering van de (Nederlandse) bevolking, aan wie tijdens de Tweede Wereldoorlog onnoemelijk veel leed is toegebracht, terwijl de verdachte door zijn uitlatingen dat leed op onnodig grievende wijze in diskrediet heeft gebracht.
Op grond hiervan en mede gelet op hoogte van de op te leggen straf - in relatie tot het maximum van één jaar gevangenisstraf dat ter zake van het misdrijf van artikel 137c, eerste lid, Sr kan worden opgelegd - is het hof van oordeel dat de inbreuk op verdachtes recht op zijn vrijheid van meningsuiting niet in strijd is met artikel 10 EVRM.
Het verweer wordt dan ook verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde levert telkens op:
zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, waarvan twee voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken, waarvan vier voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft beledigende e-mail berichten verstuurd naar een groot aantal personen en instellingen, met daarin zeer krenkende uitlatingen aan het adres van Joden. De verdachte heeft daarmee Joden als groep in diskrediet gebracht en hun waardigheid ernstig aangetast. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat Joden een minderheidsgroepering van de (Nederlandse) bevolking vormen, aan wie tijdens de Tweede Wereldoorlog onnoemelijk veel leed is toegebracht, terwijl de verdachte door zijn uitlatingen dat leed op onnodig grievende wijze in diskrediet heeft gebracht. Zijn uitlatingen kunnen voorts bijdragen aan gevoelens van onveiligheid bij Joden.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 augustus 2016 blijkt dat hij eerder wegens beledigende uitlatingen is veroordeeld. In het bijzonder is de verdachte bij arrest van dit hof van 29 oktober 2012 ter zake van het meermalen via e-mailberichten beledigen van Joden wegens hun ras veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. Gelet echter op het feit dat die veroordeling ten tijde van de onderhavige feiten nog niet onherroepelijk was, zal het hof thans nog volstaan met oplegging van een taakstraf van aanzienlijke duur.
Het hof heeft geen rekening kunnen houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, nu hij zich daarover ter terechtzitting in hoger beroep nauwelijks heeft willen uitlaten en toen tevens heeft medegedeeld dat veel van zijn eerdere verklaringen over zijn persoonlijke omstandigheden op onjuistheid berusten.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven Dell-computer ([nummer]) zal worden verbeurd verklaard, nu de bewezenverklaarde feiten met behulp daarvan zijn begaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 63 en 137c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van
200 (tweehonderd) uur, bij niet naar behoren verricht te vervangen door hechtenis voor de duur van
100 (honderd) dagen.
Verklaart verbeurd: computer, Dell, zwart ([nummer]).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. A.M. van Woensel en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
5 oktober 2016.