2.1.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld; in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als eiser en de inspecteur als verweerder.
“1. Eiser woont te [plaats 1] , op het adres [adres] . Op dit adres is ook woonachtig zijn partner [A] (hierna: de partner).
2. In september 2009 is een strafrechtelijk onderzoek gestart onder leiding van de officier van justitie van het arrondissement Haarlem, genaamd 12YM Kever. Aanleiding voor dit onderzoek waren drie processen-verbaal van het Bureau Regionale Criminele Inlichtingen Eenheid. Uit deze processen-verbaal blijkt onder andere dat eiser samen met zijn vader [B] en zijn broer [C] op grote schaal in ‘natte’ en ‘droge’ wiet handelde.
3. Naar aanleiding van dit onderzoek is eiser bij arrest van 9 maart 2012 in hoger beroep door de strafkamer van het gerechtshof Amsterdam veroordeeld. Het arrest van het gerechtshof luidt, voor zover van belang in deze zaak:
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 5 november 2009 tot en met 1 februari 2010 te [plaats 1] en [plaats 2] , in elk geval te Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, telkens een grote hoeveelheid hennep, terwijl verdachte en één van zijn mededaders bovenomschreven feiten hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
2. hij op tijdstippen gelegen in de periode 5 november 2009 tot en met 1 februari 2010 te [plaats 1] en elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die bestond uit een samenwerkingsverband van verdachte en natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het in de uitoefening van een beroep of bedrijf verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 19 december 2005 tot en met 1 februari 2010, te [plaats 1] en elders in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte telkens
van onderstaande voorwerpen de werkelijke aard en/of herkomst verhuld,
onderstaand(e) voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik gemaakt, te weten
- een personenauto, te weten een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] )
- een quad (Yamaha [merk] 2009);
- geldbedrag(en) van ongeveer (in totaal) 8.400 euro (contante stortingen) en/of
- sieraden en/of horloges (van o.a. het merk Breitling en/of Audemars Piquet)
terwijl verdachte telkens wist dat die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
4.
hij op 1 februari 2010 te [plaats 1] een busje met cs-spray (opschrift: euro paralisant, original CS-gas BODY GUARD), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een traanverwekkende stof van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijven als bedoeld in artikel 11 van de Opiumwet.
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
In dit arrest is eiser veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden.
4. Naast het strafrechtelijk onderzoek is door het Bureau Financiële Recherche van de regiopolitie Kennemerland een strafrechtelijk financieel onderzoek (hierna: sfo) ten name van eiser uitgevoerd. Dit onderzoek vond plaats ter zake van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, gegenereerd door eiser in de periode 1 januari 2005 tot en met 1 februari 2010 en het vaststellen van vermogensbestanddelen in verband met eventuele verhaalsmogelijkheden. Volgens het proces-verbaal van het sfo, gedagtekend 5 januari 2012, heeft eiser in genoemde periode vermoedelijk een wederrechtelijk voordeel genoten van ten minste € 219.683,75.
5. Volgens informatie aanwezig bij de Belastingdienst dreef eiser in 2008 een klussenbedrijf. De omzet van dit bedrijf in 2008 bedroeg € 20.600.
6. Volgens gegevens van de Belastingdienst had eiser noch de partner noemenswaardige bezittingen.
7. Voor het jaar 2008 is eiser een aangiftebiljet ib/pvv uitgereikt. Ook na daartoe te zijn aangemaand en herinnerd heeft eiser voor dat jaar geen aangifte ib/pvv gedaan.
8. Met dagtekening 30 december 2011 is eiser de aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 70.000.”