Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief I, waarin [appellant] betoogt dat de kantonrechter ten onrechte tot uitgangspunt heeft genomen dat [appellant] het dringend eigen gebruik moet
aantonen, lenen de grieven zich voor gezamenlijke behandeling. Ter toelichting op de grieven voert [appellant] aan dat hij zo weinig mogelijk moet traplopen, hetgeen hij heeft onderbouwd met een verklaring van een cardioloog en zijn huisarts. Van hem kan dan ook niet worden verlangd dat hij zijn verblijf in de bovenwoning voortzet, terwijl er een alternatief voorhanden is – de woning op de begane grond en het souterrain – dat vele malen aantrekkelijker is. Een traplift, hoewel theoretisch mogelijk, vindt hij geen aantrekkelijke mogelijkheid. Om de woning op de begane grond te bereiken behoeft hij slechts enkele treden op die hij ook moet nemen om de lange, steile trap naar de eerste verdieping te bereiken, waarbij de toegang naar de begane grond in de nabije toekomst met een helling gerealiseerd zou kunnen worden. Het souterrain kan hij rechtstreeks vanaf de buitenzijde in. Beide verdiepingen zijn voor hem (veel) beter bereikbaar dan de woning op de eerste etage, aldus [appellant] . Hoewel hij zich realiseert dat er op dit moment geen dringende noodzaak bestaat om op de eerste etage een verpleegster te huisvesten, wil hij deze etage daarvoor graag beschikbaar houden. Ten slotte betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte geen belangenafweging heeft uitgevoerd.