Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten, tevens bespreking van grief 1
3.Beoordeling
ontstaanvan het arbeidsconflict een ernstig verwijt kan worden gemaakt, heeft zij haar stellingname daarom onvoldoende toegelicht.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een arbeidsovereenkomst en de toekenning van een transitievergoeding. De appellante, een administratief medewerkster, had haar werkgever, [X] UURWERKEN B.V., verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter had het verzoek tot ontbinding afgewezen, maar wel een transitievergoeding van € 5.845,- toegekend. De appellante stelde in hoger beroep dat zij recht had op een billijke vergoeding van € 40.000,- en dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst ten onrechte was afgewezen.
Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat er geen ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever was, wat een voorwaarde is voor het toekennen van een billijke vergoeding. De appellante had in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep niet voldoende onderbouwd wat de inhoud en achtergrond van het arbeidsconflict waren. Het hof concludeerde dat de verstoring van de arbeidsverhouding niet geheel op het conto van de werkgever kon worden geschreven. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht.
De vordering van de appellante tot betaling van achterstallig loon werd eveneens afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er een cao van toepassing was die recht gaf op 100% loondoorbetaling bij ziekte. Het hof bekrachtigde de beslissing van de kantonrechter en veroordeelde de appellante in de kosten van het hoger beroep.