De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Aan die in artikel 591a Sv gestelde voorwaarde is dus voldaan.
Ingevolge het bepaalde in artikel 44a, eerste lid, WRB wordt, indien een verdachte in een strafzaak is bijgestaan door een raadsman die op het moment van de verlening van de rechtsbijstand is toegevoegd, met uitzondering van de vergoeding van de eigen bijdrage, geen kostenvergoeding van een raadsman als bedoeld in artikel 591a, tweede lid, Sv toegekend, tenzij de toevoeging, anders dan na een daartoe ingediende aanvraag, wordt ingetrokken of beëindigd.
Ingevolge het tweede lid van artikel 44a WRB wordt indien op last van de rechter een raadsman is toegevoegd, overeenkomstig het eerste lid geen kostenvergoeding toegekend, indien de toevoeging op of na de uitspraak van de rechter na een daartoe ingediend verzoek van de verdachte bij de rechterlijke instantie die een last heeft verstrekt, wordt ingetrokken of beëindigd.
Voor zover voor de beoordeling van deze zaak van belang stelt het hof vast dat in deze zaak door mr. [naam 2] op basis van de gemuteerde toevoeging rechtsbijstand is verleend. Aangenomen mag worden dat mr. [naam 2] deze werkzaamheden bij de Raad voor de Rechtsbijstand heeft gedeclareerd en daarvoor de geldende vergoeding heeft ontvangen.
Vervolgens is de verdediging overgenomen door mr. [naam 1], die geen wijziging van de last tot toevoeging heeft gevraagd, omdat hij met verzoeker heeft afgesproken dat de rechtsbijstand op betalende basis zou worden verleend.
Het hof is van oordeel, gelet op de achtergrond van de wet inhoudende “Wijziging van de Wet op de rechtsbijstand en het Wetboek van Strafvordering houdende regeling van de vergoeding aan de verdachte ingeval van toepassing van artikel 591a Sv” zoals deze blijkt uit de Memorie van Toelichting en de Nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2004-2005, 29 756, nrs. 3 en 5) dat wanneer er sprake is van een last tot toevoeging, volstrekte helderheid moet worden betracht over de vraag of van de op basis van deze last verstrekte toevoeging gebruik wordt gemaakt dan wel dat verdachte door een gekozen raadsman (betalend) wordt bijgestaan. Dat betekent onder meer dat wanneer de raadsman die op basis van een last aan de verdachte is toegevoegd, wordt opgevolgd door een gekozen raadsman die verdachte betalend zal bijstaan, onmiddellijk van deze wijziging van de basis waarop rechtsbijstand wordt verleend, kennis moet worden gegeven aan de voorzitter van het college dat de last heeft afgegeven, en aan de Raad voor Rechtsbijstand. Gesteld noch gebleken is dat dat in deze zaak met zoveel woorden is gebeurd. De rechtbank heeft daarom terecht overwogen en beslist dat verzoeker in die omstandigheden geen aanspraak meer kan maken op de vergoeding als bedoeld in artikel 591a Sv. Dat mr. [naam 1] geen intrekking van de toevoeging kon bewerkstelligen, doet daarbij niet ter zake.
Het hof acht wel gronden van billijkheid aanwezig, gelet op de ingewikkeldheid van de materie, voor toekenning van een vergoeding ter zake van het in eerste aanleg opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van het verzoekschrift en het in hoger beroep in raadkamer toelichten van de gronden voor het appel ten bedrage van € 830,00, zijnde het geldende standaardbedrag.