Uitspraak
mr. M.J. Schenckte Amsterdam,
1.SEKISUI S-LEC B.V.,
SEKISUI ALVEO B.V.,
mr. R.F. van der Hamte Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
“(…) Zwitserleven beraadt zich zorgvuldig op vorm en timing van de benodigde aanpassingen. Deze aanpassingen kunnen negatieve gevolgen hebben voor uw Zwitserleven dekkingsgraad”.Vervolgens staat in die brief: "
De afwaardering van Frankrijk, Italië en Spanje heeft geen directe invloed op uw dekkingsgraad. S&P is het eerste ratingbureau die deze stap zet; Moody's en Fitch hebben (nog) geen vergelijkbare afwaardering doorgevoerd. Zwitserleven heeft daarom vooralsnog besloten de enkele afwaardering door S&P niet te laten volgen door een correctie op de toekomstige zekere overrente (…)".
duration”zoveel mogelijk wordt afgestemd op die van de pensioenverplichtingen. Dit heeft Zwitserleven uitgevoerd.
grieven I en II in het principaal appelbehelzen de klacht dat de kantonrechter ten onrechte in zijn beoordeling heeft betrokken de stelling dat het innen van de bankgaranties naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, omdat Sekisui c.s. die stelling niet hebben betrokken. Deze klacht kan Zwitserleven niet baten, omdat Sekisui c.s. die stelling in ieder geval in hoger beroep hebben ingenomen en het hof die stelling dan ook thans in zijn beoordeling kan betrekken.
grieven III, IV en V in het principaal appelbetoogt Zwitserleven dat zij bevoegd was om de bankgaranties te innen, dat zulks geenszins in strijd was met de redelijkheid en billijkheid en dat Sekisui c.s. daardoor in ieder geval ook geen schade hebben geleden. Het hof ziet aanleiding deze grieven gezamenlijk te behandelen.
grief VI in het principaal appel, dat zij een beroep kan doen op de exoneratieclausule vervat in artikel 11.1 van de uitvoeringsovereenkomst. De clausule bepaalt dat Zwitserleven niet aansprakelijk is voor schade die het gevolg is van het uitvoeren van het overeengekomen beleggingsbeleid. Aannemende dat Sekisui c.s. schade hebben geleden als gevolg van het door Zwitserleven innen van de bankgaranties, moet geoordeeld worden dat die schade het gevolg was van de verkoop van de Franse staatsobligaties, aangezien Zwitserleven uiteindelijk de bankgaranties heeft geïnd omdat (zij volhardde in haar standpunt dat) de ZLDG zodanig onder het actieniveau was geraakt dat de gestelde bankgaranties ten volle verlengd dienden te worden, hetgeen nu juist het gevolg was van de verkoop van de Franse staatsobligaties. Nu Zwitserleven de Franse staatsobligaties niet conform het overeengekomen beleggingsbeleid heeft verkocht faalt haar beroep op de exoneratieclausule.
grief I in het incidenteel appelbetogen Sekisui c.s. dat Zwitserleven het actieniveau ten onrechte, want te hoog, heeft vastgesteld op 102%. Zij stellen in dat verband dat Zwitserleven weliswaar gerechtigd is om naar haar inzicht het actieniveau vast te stellen, maar dat in artikel 11 onder 2 van de uitvoeringsovereenkomst is bepaald dat het daarbij gaat om "
minimaal benodigde middelen in het depot" teneinde de beleggings- en renterisico's op te vangen, hetgeen overeenkomt met 100% (dus evenveel geschatte waarde als geschatte verplichtingen), waar dan nog bij komt dat Zwitserleven in de berekeningen van de ZLDG geen rekening heeft gehouden met winst op de aandelenportefeuille en het weerstandsvermogen van € 700.000,- , zich baseert op een "sterftetafel + 1,3%" en ook al hoge verzekeringspremies in rekening brengt. Ten slotte beroepen Sekisui c.s. zich op het contra proferentem beginsel.
grief II in het incidenteel appelbetogen Sekisui c.s. dat de bankgaranties niet onvoorwaardelijk zijn gesteld. Daartoe stellen Sekisui c.s. allereerst dat zij aan de bankgaranties de zin hebben toegekend dat deze alleen dienden tot het afdekken van het risico dat de aandelen in waarde zouden dalen, maar niet voor een risico in verband met staatsobligaties. Sekisui c.s. stellen dat zij niet verwachtten dat Zwitserleven de bankgaranties zou inroepen vanwege (uiteindelijk) de afwaardering van staatobligaties.