ECLI:NL:GHAMS:2016:4977

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
R 000429-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van advocaatkosten ex artikel 591a Sv in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 6 januari 2015. Het verzoekschrift, ingediend door de verdachte, betreft de vergoeding van advocaatkosten op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank had eerder het verzoek afgewezen omdat er al een verzoek tot vergoeding door een andere advocaat was ingediend. Het hof heeft de stukken van de strafzaak bestudeerd en de advocaat-generaal en de advocaat van de appellant gehoord tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift. De appellant was niet aanwezig, maar had een afstandsverklaring ondertekend.

De advocaat heeft betoogd dat het verzoekschrift voor een deel voor vergoeding in aanmerking komt, ondanks de overstap naar een andere advocaat. Het hof oordeelt dat de kosten van beide advocaten voor vergoeding in aanmerking komen, mits het geen dubbele kosten betreft. Het hof heeft vastgesteld dat de kosten voor het bestuderen van het dossier niet vergoed kunnen worden, omdat deze al in een andere zaak zijn vergoed. De advocaatkosten die zijn gemaakt voor telefonisch onderhoud met de politie en de cliënt zijn wel voor vergoeding in aanmerking gekomen. Uiteindelijk heeft het hof besloten om een totaalbedrag van € 570,40 aan de appellant toe te kennen, bestaande uit de vergoedingen voor de gemaakte advocaatkosten en het standaardbedrag voor het indienen van het verzoekschrift.

De beschikking is gegeven door de voorzitter van de meervoudige strafkamer, mr. M.J.G.B. Heutink, en is ondertekend door de griffier, mr. S.A.M. Borg. De beschikking is uitgesproken op de openbare zitting van het hof en de tenuitvoerlegging van de beschikking is bevolen.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 000429-15/ (591a Sv)
Parketnummer: 13-689804-14
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 6 januari 2015 op het verzoekschrift op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verdachte]
Geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1977
Domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. [naam 1],
[adres]

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het toekennen van een vergoeding uit ’s Rijks kas ter zake van:
kosten die verzoeker stelt te hebben gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 459,80,
kosten ten behoeve van het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van dit verzoekschrift ten bedrage van € 280,00 zijnde het geldende standaardbedrag.

2.Procesverloop

De rechtbank Amsterdam heeft het verzoekschrift ex artikel 591a Sv op 15 december 2014 ontvangen.
Bij beschikking van 6 januari 2015 heeft de rechtbank het verzoek afgewezen, nu reeds door een andere advocaat – mr. [naam 2] – een verzoek tot vergoeding van de kosten rechtsbijstand was ingediend en de rechtbank verzoeker ter zake van die kosten een vergoeding had toegekend.
Het hoger beroep is ingesteld namens verzoeker (hierna appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 23 maart 2016 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet verschenen en heeft daartoe een afstandsverklaring ondertekend.
De advocaat heeft het beroep in raadkamer toegelicht en heeft aangevoerd – kort en zakelijk weergegeven – dat het verzoekschrift in ieder geval voor een deel voor vergoeding in aanmerking komt. Achteraf bezien was het beter geweest de kosten rechtsbijstand van beide advocaten in één verzoekschrift te combineren. Dat verzoeker op een zeker moment is overgestapt naar een andere advocaat doet echter niet af aan het feit dat in de periode van 23 juli 2014 tot en met 8 september 2014 daadwerkelijk advocaatkosten zijn gemaakt. Gelet hierop is de beslissing van de rechtbank te kort door de bocht en dient het verzoekschrift in ieder geval voor wat betreft de advocaatkosten, met uitzondering van de kosten voor het indienen en toelichten van het verzoekschrift, te worden toegewezen, aldus de advocaat.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van het verzoekschrift, in die zin dat de advocaatkosten, gemaakt in verband met het contact met cliënt en de politie, voor vergoeding in aanmerking komt. Kosten ter zake van het bestuderen van het dossier alsook voor het indienen en toelichten van het verzoekschrift komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu deze in de andere zaak al zijn vergoed en het niet redelijk is deze kosten voor rekening van de Staat te laten komen, aldus de advocaat-generaal.

3.Beoordeling van het verzoek

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Het hof stelt met betrekking tot de behandeling van het onderhavige verzoekschrift en het door mr. [naam 2] namens appellant ingediende verzoekschrift bij de rechtbank Amsterdam het navolgende vast.
Onderhavig verzoekschrift is op 15 december 2014 ingediend ter griffie van de rechtbank Amsterdam. In voornoemd verzoekschrift wordt verzocht om vergoeding van advocaatkosten in de periode van 23 juli 2014 tot en met 8 september 2014.
Voorts blijkt uit de stukken dat mr. [naam 2] een paar weken eerder, op 27 november 2014, een verzoekschrift ex artikel 591a Sv heeft ingediend. Bij dat verzoekschrift is verzocht om vergoeding van advocaatkosten, gemaakt in de periode van 27 oktober 2014 tot en met 19 november 2014.
Het hof constateert dat de rechtbank bij beschikkingen van 6 januari 2015 het verzoekschrift, namens appellant ingediend door mr. [naam 2], heeft toegewezen en het namens appellant door mr. [naam 1] ingediende verzoekschrift heeft afgewezen. Voorts constateert het hof dat de rechtbank op beide verzoekschriften heeft beslist, zonder dat verzoeker en de advocaten in de gelegenheid zijn gesteld deze verzoekschriften in raadkamer nader toe te lichten.
Het hof merkt op dat enkel en alleen verzoeken waarin het openbaar ministerie en de bevoegde rechter het verzoek integraal willen toewijzen zich lenen voor afdoening zonder een inhoudelijke behandeling. Daarvan was in onderhavige zaak geen sprake. Mede gelet op de samenhang met het verzoekschrift ingediend door mr. [naam 2], had het juist in de rede gelegen verzoeker in beide zaken om een toelichting te vragen.
Het hof stelt vast dat beide advocaten appellant in onderhavige zaak hebben bijgestaan in afzonderlijke en na elkaar gelegen perioden. Het hof acht derhalve gronden van billijkheid aanwezig om de in redelijkheid gemaakte kosten van beide advocaten voor vergoeding in aanmerking te laten komen, voor zover het geen dubbele kosten betreft. Dit houdt in dat de kosten gemaakt ten behoeve van het bestuderen van het dossier in de onderhavige zaak niet zullen worden vergoed, nu deze kosten reeds zijn vergoed in de zaak van mr. [naam 2]. Het hof acht het niet redelijk om deze kosten tweemaal voor rekening van de Staat te laten komen.
De advocaatkosten die mr. [naam 1] heeft gedeclareerd vanwege telefonisch onderhoud met de politie en/of zijn cliënt dienen naar het oordeel van het hof wel te worden vergoed. Dat betekent dat 72 minuten (1,2 uren) voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof gaat daarbij uit van een uurtarief van € 200,00, vermeerderd met 21% BTW. Gelet op het voorgaande dient aan appellant een bedrag van € 290,40 te worden toegekend (1,2 uren x € 200,00, vermeerderd met 21% BTW).
Het hof zal voorts toewijzen het op artikel 591a Sv gebaseerde verzoek van de advocaat tot het verkrijgen van een vergoeding uit ’s Rijks kas ter zake van de kosten van rechtsbijstand voor het in raadkamer toelichten van dit verzoekschrift in hoger beroep, ten bedrage van € 280,00, zijnde het geldende standaardbedrag.

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep.
Kent uit ’s Rijks kas aan verzoeker een vergoeding toe van € 570,40 (vijfhonderdzeventig euro en veertig centen).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de voorzitter van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, mr. M.J.G.B. Heutink, in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 13 april 2016.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking voor een bedrag van € 570,40 (vijfhonderdzeventig euro en veertig centen), te betalen uit ’s Rijks kas aan verzoeker voornoemd door overmaking van bovenstaand bedrag op bankrekeningnummer NL04INGB0660983362 ten name van Stichting Derdengelden Plasman, onder vermelding van WV.141202.
Amsterdam, 13 april 2016.
Mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter.