ECLI:NL:GHAMS:2016:4959

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
R 001700-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek tot schadevergoeding ex artikel 89 Sv wegens niet-ondertekening verzoekschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure, geregistreerd onder rekestnummer R 001700-15. Het verzoek was ingediend door een verzoeker, geboren in Polen, die schadevergoeding vroeg van de Staat voor de schade die hij zou hebben geleden door zijn inverzekeringstelling in een strafzaak. De verzoeker had twee dagen op het politiebureau doorgebracht en vroeg een vergoeding van € 210,00.

Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van de strafzaak en heeft op 2 maart 2016 de advocaat-generaal gehoord. De verzoeker en zijn advocaat waren niet aanwezig bij de behandeling. De advocaat-generaal concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek.

Het hof oordeelde dat het verzoekschrift tijdig was ingediend, maar dat het niet door de verzoeker zelf was ondertekend. Volgens de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet een verzoek tot schadevergoeding door de gewezen verdachte zelf worden ingediend. Aangezien de verzoeker niet was verschenen om het verzuim te herstellen, werd hij niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. De beschikking werd onverwijld betekend aan de verzoeker.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 001700-15 / (89 Sv)
Parketnummer in hoger beroep: 23-004400-14
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoeker]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1989,
in deze zaak domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. R. Pothast,
Jozef Israëlskade 450, 1074 SW Amsterdam.

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane in verzekering stelling in de strafzaak met voormeld parketnummer, welke schade als volgt is gespecificeerd:
-2 dagen verblijf op politiebureau (ad € 105,00 per dag) € 210,00

2.Procesverloop

Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op
2 maart 2016 de advocaat-generaal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.
Verzoeker en diens advocaat zijn niet verschenen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van verzoeker.

3.Beoordeling van het verzoek

Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Verzoeker is op 10 juli 2014 in verzekering gesteld op verdenking van - kort gezegd - overtreding van artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie. Verzoeker is op 11 juli 2014 in vrijheid gesteld.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het arrest in die strafzaak is inmiddels onherroepelijk geworden.
Het hof heeft vastgesteld dat het onderhavige verzoekschrift niet door verzoeker is ondertekend.
Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient het verzoek tot schadevergoeding door de gewezen verdachte zelf te worden gedaan, nu in het Wetboek van Strafvordering niet is voorzien in de indiening van een verzoek door een (uitdrukkelijk) gemachtigde.
Nu verzoeker het verzoekschrift niet zelf heeft ondertekend, noch bij de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer is verschenen om dit verzuim te herstellen door in persoon te verklaren dat hij de verzochte vergoeding wenst, dient hij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek.

4.Beslissing

Het hof:
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. M.J.G.B. Heutink, J.L. Bruinsman en N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van
mr. D. Lutje Wagelaar als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 23 maart 2016.