ECLI:NL:GHAMS:2016:4955

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
R 000093-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding wegens onterecht ondergane detentie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker, die in 1971 is geboren, heeft een schadevergoeding aangevraagd van de Staat voor de schade die hij stelt te hebben geleden door zijn inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in een strafzaak met parketnummer 23-001786-12. De schade is gespecificeerd als € 1.155,00 voor 11 dagen verblijf op het politiebureau en € 90.560,00 voor 1132 dagen verblijf in een huis van bewaring, wat een totaal van € 91.715,00 oplevert.

Het hof heeft kennisgenomen van de stukken en de betrokken partijen gehoord tijdens een openbare behandeling in raadkamer. De advocaat van verzoeker heeft betoogd dat zijn cliënt medewerking heeft verleend aan het politieonderzoek en zich niet op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Verzoeker is in totaal zeventien keer gehoord. De advocaat heeft primair verzocht om toewijzing van het verzoek en subsidiair om matiging van de schadevergoeding. De advocaat-generaal heeft echter geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker op 18 augustus 2010 in verzekering is gesteld en dat de voorlopige hechtenis op 20 augustus 2010 is bevolen. Verzoeker is op 29 oktober 2010 in vrijheid gesteld, maar werd op 27 april 2011 opnieuw in verzekering gesteld. De strafzaak eindigde zonder oplegging van straf of maatregel, en verzoeker werd op 1 april 2014 vrijgesproken. Het hof oordeelt dat er geen gronden van billijkheid aanwezig zijn om schadevergoeding toe te kennen, omdat verzoeker zelf geen openheid van zaken heeft gegeven over de belastende feiten. De schade die verzoeker heeft geleden, komt voor zijn rekening en risico. Het hof wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 000093-15 / (89 Sv)
Parketnummer in hoger beroep: 23-001786-12
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoeker],
geboren te op [geboortedag] 1971
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. E.K.A. van den Bos
Keizersgracht 680, 1017 ET Amsterdam.

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer, welke schade als volgt is gespecificeerd:
- 11 dagen verblijf op politiebureau (ad € 105,00 per dag) € 1.155,00
- 1132 dagen verblijf in een huis van bewaring (ad € 80,00 per dag)
€ 90.560,00
Totaal€ 91.715,00

2.Procesverloop

Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 10 februari 2016 de advocaat-generaal, verzoeker en diens advocaat ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.
De advocaat heeft het verzoekschrift aan de hand van een overgelegde pleitnotitie toegelicht. De advocaat heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verzoeker medewerking heeft verleend aan het politieonderzoek en zich niet op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Verzoeker is in totaal zeventien keer gehoord en heeft steeds verklaringen afgelegd. De conclusie van het hof in zijn arrest van 1 april 2014 dat de voorlopige hechtenis van verzoeker gerechtvaardigd was, deelt verzoeker niet. Primair dient het verzoek derhalve in zijn geheel te worden toegewezen. Subsidiair kan de schadevergoeding worden gematigd, aldus de advocaat.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

3.Beoordeling van het verzoek

Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Verzoeker is op 18 augustus 2010 in verzekering gesteld op verdenking van - kort gezegd - overtreding van de artikelen 47 jo. 289 van het Wetboek van Strafrecht. Vervolgens is de voorlopige hechtenis van verzoeker bevolen op 20 augustus 2010. Verzoeker is op 29 oktober 2010 in vrijheid gesteld. Op 27 april 2011 is verzoeker wederom in verzekering gesteld, waarna de voorlopige hechtenis is bevolen op 4 mei 2011 en verzoeker op 1 april 2014 in vrijheid is gesteld.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het arrest in die strafzaak van 1 april 2014, waarbij verzoeker is vrijgesproken, is inmiddels onherroepelijk geworden
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij de beoordeling van de vraag of gronden van billijkheid aanwezig zijn om aan verzoeker schadevergoeding toe te kennen, houdt het hof rekening met de destijds bestaande verdenkingen.
Het hof heeft in zijn arrest van 1 april 2014 het navolgende overwogen:
“De op grond van de uit het opsporingsonderzoek naar voren gekomen feiten en omstandigheden waren voldoende voor een redelijk vermoeden van schuld en deze leverden ten aanzien van de verdachte ook ernstige bezwaren op, die de toepassing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigden, temeer daar de verdachte geen openheid van zaken gaf omtrent die ernstige bezwaren, die konden wijzen op betrokkenheid bij de moord.”
Verzoeker heeft ondanks de hem belastende feiten en omstandigheden om hem moverende redenen geen openheid van zaken willen geven. Nu een voortvarend onderzoek door de politie naar voor verzoeker belastende omstandigheden door de houding van de verzoeker is belemmerd, komt de door verzoeker als gevolg van de detentie geleden schade voor zijn rekening en risico. Onder deze omstandigheden zijn er naar het oordeel van het hof, hoewel de strafzaak zonder oplegging van straf of maatregel is geëindigd, geen gronden van billijkheid als bedoeld in artikel 90 Sv aanwezig om schadevergoeding toe te kennen voor de schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van de door hem ondergane detentie. Het hof zal de verzochte vergoeding dus afwijzen.

4.Beslissing

Het hof:
Wijst het verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. M.J.G.B. Heutink, H.W.J. de Groot en N.N. Kirkels-Vrijman, in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 2 maart 2016.