ECLI:NL:GHAMS:2016:4952

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
R 001475-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beschikking op verzoek om vergoeding advocaatkosten klaagschriftprocedure

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin een verzoek om vergoeding van advocaatkosten in het kader van een klaagschriftprocedure werd behandeld. Het verzoek was ingediend op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en betrof kosten die waren gemaakt in de klaagschriftprocedure ex artikel 552a Sv. De rechtbank had op 13 augustus 2015 het verzoek toegewezen, maar het hof moest nu beoordelen of het hoger beroep tijdig was ingesteld en of de appellant recht had op de gevraagde vergoeding.

Het hof heeft vastgesteld dat de advocaat-generaal tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer is gehoord, maar dat zowel de advocaat als de appellant niet verschenen waren. De advocaat-generaal concludeerde tot bevestiging van de beschikking van de rechtbank. Het hof heeft vervolgens de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering bekeken, met name artikel 591, dat de mogelijkheid van vergoeding van kosten van rechtsbijstand regelt. Het hof concludeert dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor vergoeding, omdat het klaagschrift deels ongegrond was verklaard door de rechtbank op 9 maart 2015.

Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en de appellant niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. De beslissing is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam en is op 2 maart 2016 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 001475-15/ (591a Sv, HB)
Parketnummer klaagschriftprocedure: RK14/7956
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 13 augustus 2015 op het verzoekschrift op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. M.L. van Galen
Pieter Braaijweg 85, 1114 AJ Amsterdam-Duijvendrecht

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het toekennen van een vergoeding uit ’s Rijks kas ter zake van:
1. kosten ten behoeve van rechtsbijstand in de klaagschriftprocedure ex artikel 552a Sv ten bedrage van
€ 726,00;
2. kosten ten behoeve van het opstellen en indienen van dit verzoekschrift ten bedrage van € 280,00.

2.Procesverloop

De rechtbank Amsterdam heeft bij beschikking van 13 augustus 2015 het verzoek toegewezen. Voorts heeft de rechtbank op grond van artikel 90, derde lid, Sv beslist tot verrekening met – kort gezegd - geldboeten en andere aan de Staat verschuldigde geldsommen van verzoeker.
Het hoger beroep is ingesteld namens verzoeker (hierna appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 10 februari 2016 de advocaat-generaal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. De advocaat en appellant zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen niet verschenen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beschikking waarvan beroep.

3.Beoordeling van het verzoek

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Het hof overweegt ten aanzien van de verzochte vergoeding van kosten rechtsbijstand in het kader van de gevoerde klaagschriftprocedure als volgt.
Artikel 591, tweede en vijfde lid, in verbinding met artikel 591a, tweede en vierde lid, Sv voorziet in de mogelijkheid van vergoeding van de kosten van een raadsman voor het indienen van een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv. Een verzoek tot toekenning van een dergelijke vergoeding kan, gelet op het van overeenkomstige toepassing verklaarde tweede lid van artikel 591 Sv, worden ingediend "binnen drie maanden na het eindigen van de zaak". Onder het eindigen van de zaak dient in dit verband te worden verstaan het onherroepelijk worden van de beslissing op het op de voet van artikel 552a Sv ingediende klaagschrift. Op grond van het eveneens van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 591a, tweede lid, Sv moet in dit verband worden gedacht aan zaken die eindigen met een gegrondverklaring van het klaagschrift. (HR 03-02-2009, ECLI:NL:HR:2009:BG2191).
Het hof stelt vast dat bij beslissing van de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2015, met parketnummer RK14/7956, verzoekers klaagschrift deels ongegrond is verklaard. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarde om voor de vergoeding van kosten van rechtsbijstand in de beklagprocedure in aanmerking te komen. Appellant is derhalve niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep.
Verklaart appellant niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. M.J.G.B. Heutink, H.W.J. de Groot en N.N. Kirkels-Vrijman, in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 2 maart 2016.