ECLI:NL:GHAMS:2016:487

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 februari 2016
Publicatiedatum
15 februari 2016
Zaaknummer
200.174.303/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken van Strara Vastgoed B.V. en SR Horeca B.V. met onmiddellijke voorzieningen

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 5 februari 2016 een beschikking gegeven in het kader van een verzoekschrift van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A]. Het verzoek betreft een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Strara Vastgoed B.V. en SR Horeca B.V., beide gevestigd te Bilthoven. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. E.A. Brat, heeft gegronde redenen aangevoerd voor twijfel aan een juist beleid en gang van zaken binnen de vennootschappen, waarbij een impasse in de besluitvorming tussen de bestuurders [D] en [B] is ontstaan. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er onvoldoende overeenstemming bestaat tussen de bestuurders, wat heeft geleid tot een negatieve invloed op de bedrijfsvoering en de opzegging van financiering. De Ondernemingskamer heeft daarom besloten een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van de vennootschappen over de periode vanaf 1 januari 2015 tot 22 oktober 2015. Tevens zijn er onmiddellijke voorzieningen getroffen, waaronder de schorsing van de bestuurders [A] en De Dobbelaar B.V. en de benoeming van een nieuwe bestuurder. De kosten van het onderzoek komen ten laste van Strara Vastgoed B.V. en de Ondernemingskamer heeft de kosten van het geding tussen de partijen gecompenseerd.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.174.303/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 5 februari 2016
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te Utrecht,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. E.A. Brat, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STRARA VASTGOED B.V.,
gevestigd te Bilthoven, gemeente De Bilt,
advocaat:
mr. J. Witvoet, kantoorhoudende te De Bilt,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SR HORECA B.V.,
gevestigd te Bilthoven, gemeente De Bilt,
advocaat:
mr. E.M. van Zelm, kantoorhoudende te De Bilt,
VERWEERSTERS,
e n t e g e n

1.[B] ,

wonende te Bosch en Duin, gemeente Zeist,
advocaat:
mr. E.M. van Zelm, kantoorhoudende te De Bilt,
2.
mr. A. van der Scheein haar hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE DOBBELAAR B.V.,
kantoorhoudende te Utrecht,
ter zitting vertegenwoordigd door haar kantoorgenoot mr. F.A.M. Nowee,
BELANGHEBBENDEN.

1.Het verloop van het geding

1.1
In het vervolg zullen partijen en belanghebbenden (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster met [A] ;
  • verweerster 1 en 2 met respectievelijk Strara en SR en gezamenlijk met Strara c.s.;
  • belanghebbende 1 en 2 met respectievelijk [B] en De Dobbelaar en gezamenlijk met [C] ;
  • SR en [B] met SR c.s.
1.2
[A] heeft bij op 31 juli 2015 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, – zakelijk weergegeven –:
a. een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Strara c.s.;
b. bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
primair
- De Dobbelaar te schorsen als bestuurder van Strara;
- [B] te schorsen als bestuurder van SR;
- één of meer van de door De Dobbelaar gehouden aandelen in het kapitaal van Strara over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder;
- de besluiten tot het aangaan van de huurovereenkomsten te vernietigen, Strara c.s. te verbieden nog uitvoering te geven aan de huurovereenkomsten en Strara c.s. op te dragen de gevolgen van de vernietigde besluiten ongedaan te maken;
subsidiaireen andere voorziening te treffen die de Ondernemingskamer juist acht;
met hoofdelijke veroordeling van Strara c.s. in de kosten van het geding en van het onderzoek.
1.3
SR c.s. heeft bij op 1 oktober 2015 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift, tevens houdende een voorwaardelijk tegenverzoek, met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, – zakelijk weergegeven en naar de Ondernemingskamer begrijpt –:
a. primair, het verzoek van [A] tot het gelasten van een onderzoek en tot het treffen van bepaalde onmiddellijke voorzieningen af te wijzen;
b. subsidiair, voor het geval de Ondernemingskamer een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Strara c.s. mocht bevelen, bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
- Strara te schorsen als bestuurder van SR;
- één of meer van de door [A] gehouden aandelen in het kapitaal van Strara ten titel van beheer over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder;
- [A] te verbieden het vonnis van 29 juli 2015 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland te executeren, zo nodig onder oplegging van een dwangsom van een zodanig bedrag als de Ondernemingskamer juist acht;
met veroordeling van [A] in de kosten van het geding en van het onderzoek.
1.4
Strara heeft bij op 14 oktober 2015 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift, tevens houdende een voorwaardelijk tegenverzoek, met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, – zakelijk weergegeven en naar de Ondernemingskamer begrijpt–:
a. primair het verzoek van [A] tot het gelasten van een onderzoek en het treffen van de onmiddellijke voorzieningen af te wijzen;
b. subsidiair, voor het geval de Ondernemingskamer een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Strara c.s. mocht bevelen, bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding;
- [A] te schorsen als bestuurder van Strara;
- [A] te verbieden het vonnis van 29 juli 2015 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland te executeren, zo nodig onder oplegging van een dwangsom van een zodanig bedrag als de Ondernemingskamer juist acht;
met veroordeling van [A] in de kosten van het geding en van het onderzoek.
1.5
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 22 oktober 2015. De Ondernemingskamer heeft bij die gelegenheid beslist dat de op 21 oktober 2015 van mr. Van Zelm voornoemd ontvangen stukken buiten beschouwing zullen worden gelaten, nu deze na ommekomst van de voor het indienen daarvan voorgeschreven termijn zijn binnengekomen. Mr. Brat voornoemd en mr. P.T.P. Hendriks, advocaat te Amsterdam, hebben het standpunt van [A] toegelicht aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde – aantekeningen en onder overlegging van nadere producties 43 tot en met 68, die op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij zijn gezonden. Mr. Van Zelm heeft de standpunten van Strara en [B] en van SR toegelicht aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde – aantekeningen en onder overlegging van een op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere productie 3B. De aanwezigen hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2.De feiten

De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten:
2.1
Op 15 augustus 2014 hebben [D] (hierna: [D] ) en [B] een ‘Intentieovereenkomst inzake vastgoed Julianalaan 10/12 Bilthoven’ gesloten. Het pand aan de Julianalaan 10/12 in Bilthoven (hierna: het pand) betreft het voormalig postkantoor te Bilthoven, waarvan [B] eigenaar is. Deze intentieovereenkomst strekt er – kort gezegd – toe dat [D] en [B] zich zullen inspannen het pand gezamenlijk te verwerven (waarvoor toestemming van de gemeente De Bilt nodig was) en dit deels als bedrijfsruimte voor horeca te verhuren en deels als woonruimte. De verwervingskosten werden geprognotiseerd op € 1.4 miljoen, voor welk bedrag [D] financiering (tegen vestiging van hypotheek) aan een gezamenlijk op te richten entiteit zou verstrekken.
2.2
Eveneens op 15 augustus 2014 hebben [D] en [B] een ‘intentieovereenkomst inzake horecaexploitatie’ gesloten. Deze overeenkomst voorzag in de oprichting van een entiteit die de bedrijfsruimte in het pand zou huren en een horecagelegenheid in het pand zou gaan exploiteren. [D] zou daartoe een lening van € 450.000 verstrekken.
2.3
[D] is enig bestuurder van [A] . Stichting Administratiekantoor [A] Holding, waarvan [D] enig bestuurder is, houdt alle aandelen in het geplaatste kapitaal van [A] .
2.4
[A] is enig aandeelhouder en bestuurder van Mangoa B.V. (hierna: Mangoa), een vennootschap die zich onder meer bezig houdt met het beleggen, beheren en financieren van onroerende zaken alsmede met (bemiddeling bij) aan- en verkoop van onroerende zaken.
2.5
[B] is enig bestuurder en enig aandeelhouder van De Dobbelaar.
2.6
Strara is op 23 september 2014 opgericht. [A] en De Dobbelaar houden elk 50% van de aandelen in het geplaatste kapitaal van Strara. [A] en De Dobbelaar vormen samen het bestuur van Strara en zijn als bestuurders elk alleen/zelfstandig bevoegd Strara te vertegenwoordigen. De onderneming van Strara legt zich toe op het beleggen, beheren, verhuren van vermogenswaarden, in het bijzonder registergoederen en hypothecaire schuldvorderingen.
2.7
Strara houdt de aandelen in het geplaatste kapitaal van SR. SR is eveneens op 23 september 2014 opgericht. Strara en [B] vormen samen het bestuur van SR en zijn als bestuurders elk alleen/zelfstandig bevoegd SR te vertegenwoordigen. De onderneming van SR legt zich (sinds 3 april 2015) toe op het uitoefenen van een restaurant-cafébedrijf in het pand, genaamd PK.
2.8
Op 29 september 2014 is een leningovereenkomst gesloten tussen enerzijds Strara (als leningnemer), SR (als mede-debiteur) en De Dobbelaar (als garantieverstrekker) en anderzijds Mangoa (als leninggever), waarbij Mangoa een bedrag van € 1.4 miljoen te leen verstrekt aan Strara, met het oog op herfinanciering en verbouwing van het pand. In de overeenkomst wordt tevens melding gemaakt van een lening van € 450.000 aan SR. De overeenkomst bepaalt voorts dat Mangoa zekerheden zal verkrijgen in de vorm van een hypotheekrecht op het pand, een eerste pandrecht op alle vorderingen, huurpenningen, intellectuele eigendomsrechten en overige activa van Strara en SR en een eerste pandrecht op de aandelen van De Dobbelaar. De gelden zijn ter beschikking gesteld, maar de zekerheden zijn niet verstrekt.
2.9
Op 15 december 2014 heeft [D] aan [B] privé een lening verstrekt van € 70.000. Deze overeenkomst voorziet in een als zekerheid te verstrekken pandrecht op de aandelen in Strara, welk zekerheidsrecht echter niet is verstrekt.
2.1
Een gespreksverslag van een bespreking op 15 april 2015 waarbij onder meer [B] , [D] en zijn echtgenote aanwezig waren vermeldt onder meer:

[D][ [D] ]
geeft aan dat er (…) steeds meer dingen naar boven komen die niet goed of zelfs heel slecht verlopen. Hij geeft aan dat er een chaos op de vloer heerst. Er is geen enkele structuur en er zijn geen handboeken, huisregels en procedures voor het personeel, terwijl [B][ [B] ]
hiervoor zou zorgen.
(…)
Uiteindelijk geeft [B] aan dat hij meer horeca ervaring heeft en [D] meer ervaring heeft in organiseren en structureren. Afgesproken wordt dat [D] hiermee dan ook gaat helpen door o.a. managementvergaderingen voor te zitten en hier actiepunten voor te maken.
2.11
Vanaf circa eind april 2015 zijn [B] en [D] met elkaar in conflict geraakt.
2.12
Bij e-mailbericht van 12 juni 2015 schreef [F] , werkzaam bij het administratiekantoor FFC BV, aan [B] , met cc aan [D] onder meer:

Ik begrijp dat je informatie nodig hebt met betrekking tot SR Horeca en Strara Vastgoed. Om de balans- plus winst en verliesrekening op te stellen moeten we beschikken over alle gegevens en daar gaat het nu juist mis.
Wij proberen sinds enkele weken de salarissen van het personeel van jullie bar te regelen. Het moet me echter van het hart dat het verre van vlekkeloos verloopt. (…) er missen écht heel veel stukken.
(…)
Daarnaast is de overige administratie ook verre van compleet. (…)
2.13
Bij brief van 3 juni 2015 heeft [D] [B] opgeroepen voor algemene vergaderingen van aandeelhouders van Strara en SR op 15 juni 2015. De agenda vermeldt als agendapunten onder meer:

5. Toelichting personeelsbeleid door [B] ;
6. Recht op informatie voor [A] en volledige toegang tot de financiële administratie en banksysteem;
7. Nakoming gemaakte afspraken tussen aandeelhouders onderling en de betrokken vennootschappen,
8. Verantwoording (financieel) beleid door [B] /De Dobbelaar B.V. (…);
9. Staken onrechtmatige gedragingen en uitlatingen van [B] /De Dobbelaar B.V. binnen de ondernemingen respectievelijk jegens derden (leveranciers etc.);
10. Onrechtmatige uitkeringen aan de Dobbelaar B.V./ [B] uit hoofde van managementwerkzaamheden (mogelijk fraude);
11. Staken van werkzaamheden van [B] als (manager) binnen de ondernemingen van de vennootschappen;
12. Ontslag van De Dobbelaar B.V. en [B] als statutair bestuurder van de vennootschappen met onmiddellijke ingang;
13. Onderzoek tot mogelijkheid aansprakelijk stellen van [B] /De Dobbelaar B.V. voor door de vennootschappen geleden schade.
2.14
Op 15 juni 2015 zijn de algemene vergaderingen gehouden. Het (49 pagina’s tellende) verslag vermeldt onder meer dat over bovengenoemde onderwerpen is gesproken. Besluiten zijn niet genomen.
2.15
Op 25 juni 2015 heeft [B] in diverse hoedanigheden een tweetal huurovereenkomsten ondertekend. Een “overeenkomst van huur onderneming”, waarbij SR met ingang van 1 september 2014 van Strara haar horecaonderneming huurt – omschreven als de voor de uitoefening van het horecabedrijf geschikte bedrijfsruimte in het pand aan de Julianalaan 10 te Bilthoven en de in die bedrijfsruimte aanwezige inventaris – voor een huurprijs van € 20.000 per maand. Vermeld wordt tevens dat [B] het beheer zal voeren van de onderneming en daarvoor een managementfee zal declareren van € 7.000 per maand, welke fee deel uitmaakt van de huurprijs. En voorts een huurcontract tussen [B] en Strara, waarbij laatstgenoemde met ingang van 1 september 2014 de bedrijfsruimte in het pand huurt voor een bedrag van € 82.428 per jaar.
2.16
Mangoa, [A] en [D] hebben bij dagvaarding van 26 juni 2015 een kort geding aanhangig gemaakt tegen De Dobbelaar, [B] , Strara en SR. Bij vonnis in kort geding van 29 juli 2015 heeft de voorzieningenrechter - onder meer - Strara, SR en [B] geboden om overeenkomstig de leningsovereenkomst van 29 september 2014 zekerheidsrechten ten behoeve van Mangoa te vestigen, hen geboden de betaling van rente- en/of managementvergoedingen aan De Dobbelaar en/of [B] te staken en vergoedingen tot een bedrag van € 77.808,57 terug te betalen aan Strara. Reconventionele vorderingen strekkende tot een tijdelijk verbod voor [D] om bestuurshandelingen met betrekking tot Strara en SR te verrichten, tot een contactverbod en tot opheffing van beslagen, heeft de voorzieningenrechter afgewezen.
In rechtsoverweging 6.9 overwoog de voorzieningenrechter:

De voorzieningenrechter hecht eraan hier melding te maken van het feit dat[De Dobbelaar, [B] , Strara en SR
] ter zitting hebben erkend dat [D] (via [A] ) bestuurder is van Strara en SR Horeca. De voorzieningenrechter gaat er (…) uitdrukkelijk vanuit dat gedaagden deze positie van [D] (en [A] ) en de daarbij behorende taak tot het bepalen van het algemene en financiële beleid zullen eerbiedigen, in die zin dat zij hem in staat zullen stellen zijn taken als bestuurder naar behoren uit te voeren, onder meer door het verstrekken van toegang tot de (financiële) administratie en onderliggende stukken, de bancaire systemen, de onderneming (PK) en degenen die daarbij zijn betrokken.
2.17
Bij e-mail van 13 juli 2015 aan het personeel van SR schreef [B] onder meer:

Deze mail stuur ik om jullie eens en voor altijd duidelijk te maken dat ik de operationele leiding heb over PK en niet [D] .
2.18
Bij brief van 27 augustus 2015 van hun advocaat hebben [C] de intentieovereenkomsten opgezegd, omdat naar hun stelling Strara, Mangoa en [A] deze overeenkomsten niet behoorlijk nakomen en zij de voortgang van de activiteiten van Strara en SR belemmeren en sterk benadelen.
2.19
Op 15 september 2015 is een verzoek tot faillietverklaring van Strara behandeld bij de rechtbank Midden-Nederland. Dit verzoek was ingediend door Break-Even Consultancy B.V., die stelde dat Strara geleverde financiële werkzaamheden onbetaald liet. [D] , die bij toeval in het gerechtsgebouw aanwezig was, heeft verweer gevoerd. Bij beschikking van 17 september 2015 heeft de rechtbank het verzoek afgewezen.
2.2
De Dobbelaar is bij vonnis van 17 september 2015 in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. A. van der Schee, advocaat te Utrecht, tot curator. Tegen dit vonnis in hoger beroep ingesteld.
2.21
In een tweede kort geding heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 14 oktober 2015 – onder meer – [B] geboden het pand te leveren aan Strara en Strara geboden om vervolgens een eerste hypotheekrecht ten gunste van Mangoa te vestigen. Voorts is De Dobbelaar geboden een pandrecht tweede in rang te vestigen ten gunste van Mangoa op de door De Dobbelaar gehouden aandelen in Strara. In reconventie zijn vorderingen van De Dobbelaar en [B] tot opheffing van beslagen en staking van de executie van het vonnis van 29 juli 2015 afgewezen.

3.De gronden van de beslissing

3.1
[A] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Strara en SR en dat gelet op de toestand van de vennootschappen onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen. Ter toelichting heeft [A] – kort samengevat – de volgende bezwaren naar voren gebracht:
er bestaat een impasse in de besluitvorming binnen de organen van Strara en SR nu [D] en [B] geen overeenstemming kunnen bereiken over welk punt dan ook;
de belangen van [B] en De Dobbelaar enerzijds en die van Strara en SR anderzijds zijn op ongeoorloofde wijze verstrengeld doordat, zonder goedkeuring van [A] , twee huurovereenkomsten tot stand zijn gebracht, één tussen Strara en SR met daarin een beheervergoeding voor [B] in privé ad € 7.000 per maand en één tussen Strara en [B] , en doordat [B] weigert het pand aan Strara over te dragen;
bij het aangaan van de huurovereenkomsten heeft [B] gehandeld in strijd met de statuten van Strara door het aangaan van rechtshandelingen met hemzelf niet aan [D] over te laten en door geen goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders te vragen;
[C] onthoudt [A] inlichtingen en informatie over Strara en SR en kan het door hen gevoerde (financiële en personeels-)beleid niet verantwoorden;
[C] erkent [A] niet (feitelijk) in haar positie als statutair bestuurder van Strara en (indirect) van SR, doch slechts als aandeelhouder, en zet [A] als (indirect) bestuurder van Strara c.s. buiten spel;
er sprake is van onbehoorlijke taakvervulling van [C] als statutair bestuurder van Strara en SR. De financiële en personeelsadministratie zijn niet op orde;
[C] negeert in strijd met artikel 2:8 BW de belangen van [D] als financier, bestuurder en aandeelhouder, en de belangen van de leveranciers en personeel van Strara c.s.
3.2
Daartegenover heeft Strara aangevoerd dat [A] , althans haar dochtervennootschap Mangoa, de financiering van Strara c.s. heeft teruggevorderd, conservatoir beslag heeft laten leggen en het financieel verkeer van deze vennootschappen daardoor heeft doen blokkeren. Strara en SR c.s. hebben voorts onder meer aangevoerd dat [A] kennis heeft kunnen nemen van de administratie van Strara, heeft ingestemd met de
managementfeevan [B] , zelf een onwerkbare situatie heeft gecreëerd, Strara c.s. en [C] overvoert met procedures, zelf delen van de administratie achter houdt en zonder overleg intervenieerde in de bedrijfsvoeringen en dat er een “machtsstrijd” heerst tussen [D] en [B] .
3.3
Tussen partijen is klaarblijkelijk niet in geschil dat Strara en SR kunnen worden aangemerkt als een concern en dat [A] op die grond ook kan worden ontvangen in het verzoek met betrekking tot SR. De Ondernemingskamer ziet in de feiten en omstandigheden die in deze zaak naar voren zijn gekomen geen aanleiding anders te oordelen.
3.4
De Ondernemingskamer stelt voorop dat uit hetgeen partijen hebben gesteld genoegzaam is gebleken, dat er tussen [D] en [B] geen overeenstemming bestaat over de rolverdeling van de beide statutair bestuurders van Strara. Die onenigheid tussen [B] en [D] heeft, zo stelt de Ondernemingskamer vast, directe negatieve invloed op de bedrijfsvoering van Strara c.s. en heeft geleid tot de opzegging van de financiering van Strara c.s. en de conservatoire beslaglegging. Ondanks de door [B] en SR overgelegde verklaring van [G] d.d. 4 augustus 2015, die vooral betrekking heeft op de intentie van partijen bij de aanvang van de samenwerking, is voorts onvoldoende weersproken dat de genoemde huurovereenkomsten zijn aangegaan zonder de goedkeuring van [A] in haar hoedanigheid van bestuurder en aandeelhouder. Het had, mede in het licht van de – mogelijk – tegenstrijdige belangen van [B] en de vennootschappen, wel op de weg van Strara gelegen die goedkeuring te vragen. De intentieovereenkomsten van 15 augustus 2014, die volgens de slotparagraaf van de huurovereenkomst inzake de horecagelegenheid d.d. 25 juni 2015, daarvoor de afspraken zou bevatten, bieden onvoldoende grondslag voor het aangaan van deze overeenkomsten buiten de medebestuurder en de algemene vergadering van aandeelhouders om.
3.5
Partijen hebben in de schriftelijke stukken en bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting te kennen gegeven dat zij weliswaar van mening verschillen over het antwoord op de vraag aan wie het een en ander te wijten is, maar dat wel vaststaat dat de verhouding tussen hen tot een volledige impasse in de besturen en in de algemene vergaderingen van aandeelhouders van Strara en van SR heeft geleid. [B] en [D] hebben het vertrouwen in elkaar opgezegd en “kunnen niet meer door één deur”, aldus ook het verweer van Strara.
3.6
Op grond van vorenstaande moet naar het oordeel van de Ondernemingskamer reeds worden getwijfeld aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de vennootschappen. Zij acht een onderzoek naar dat beleid en die gang van zaken dan ook noodzakelijk. Aangezien de Ondernemingskamer uit de stellingen van partijen afleidt dat de overige gronden en verweren samenhangen met het wantrouwen tussen [D] en [B] en de daaruit voortvloeiende impasse, zal zij die niet nader bespreken.
3.7
De Ondernemingskamer zal een onderzoek bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Strara en SR vanaf 1 januari 2015 tot 22 oktober 2015. De onderzoeker kan, naast hetgeen in de rechtsoverwegingen 3.4 en 3.5 is overwogen, tevens de overige door partijen over en weer geuite verwijten bij het onderzoek betrekken.
3.8
De Ondernemingskamer is van oordeel dat de toestand van Strara en SR, zoals die blijkt uit de voorgaande overwegingen, tevens noopt tot het treffen van de navolgende onmiddellijke voorzieningen. Zij zal [A] en De Dobbelaar schorsen als bestuurders van Strara en in hun plaats een door haar aan te wijzen persoon benoemen tot bestuurder. Deze bestuurder zal zich bij de uitoefening van zijn bestuurstaak bij Strara naar eigen inzicht kunnen doen bijstaan door de geschorste bestuurders op door hem te bepalen, nader te stellen voorwaarden. De Ondernemingskamer ziet tevens aanleiding om de aandelen in Strara, met uitzondering van één door [A] gehouden aandeel en één door De Dobbelaar gehouden aandeel, over te dragen ten titel van beheer aan een door haar te benoemen beheerder. Tevens zal de Ondernemingskamer [B] schorsen als bestuurder van SR.
3.9
De te benoemen bestuurder mag het bovendien tot zijn taak rekenen een minnelijke regeling tussen partijen te beproeven.
3.1
De Ondernemingskamer zal de kosten van het onderzoek en de te benoemen bestuurder en beheerder ten laste brengen van Strara.
3.11
De Ondernemingskamer zal de aanwijzing van een onderzoeker vooralsnog aanhouden opdat kan worden bezien of reeds door de te treffen onmiddellijke voorzieningen een oplossing van het geschil kan worden bereikt. Ieder der partijen en de door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder en de beheerder kan op elk moment de Ondernemingskamer verzoeken de onderzoeker aan te wijzen.
3.12
Voor het treffen van andere onmiddellijke voorzieningen ziet de Ondernemingskamer vooralsnog geen aanleiding.
3.13
De Ondernemingskamer acht ten slotte termen aanwezig de kosten van het geding tussen de verschenen partijen te compenseren zoals hierna te vermelden.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Strara Vastgoed B.V. en SR Horeca B.V., beide gevestigd te Bilthoven, gemeente De Bilt, over de periode vanaf 1 januari 2015;
benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon teneinde het onderzoek te verrichten;
stelt het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vast op € 15.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Strara Vastgoed B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker voor de aanvang van diens werkzaamheden zekerheid dient te stellen;
benoemt mr. M.M.M. Tillema tot raadsheer-commissaris, zoals bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW;
schorst, bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding, met ingang van heden [A] en De Dobbelaar B.V. als bestuurders van Strara Vastgoed B.V.;
schorst, bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding, met ingang van heden [B] als bestuurder van SR Horeca B.V.;
benoemt bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van het geding – voor zover nodig in afwijking van de statuten – een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon tot bestuurder van Strara Vastgoed B.V.;
bepaalt vooralsnog voor de duur van het geding dat de door [A] in Strara Vastgoed B.V. gehouden aandelen en de door De Dobbelaar B.V. in Strara Vastgoed B.V. gehouden aandelen, telkens minus één aandeel, ten titel van beheer met ingang van heden zijn overgedragen aan een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon;
bepaalt dat het salaris en de kosten van de bestuurder en van de beheerder van aandelen ten laste komen van Strara Vastgoed B.V. en bepaalt dat Strara Vastgoed B.V. voor de betaling daarvan ten genoegen van de bestuurder respectievelijk de beheerder zekerheid dient te stellen vóór de aanvang van diens werkzaamheden;
compenseert de kosten van het geding tussen de verschenen partijen aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.M. Tillema, voorzitter, mr. A.C. Faber en mr. J.G. Sijmons, raadsheren, en G.A. Cremers en prof. dr. mr. F. van der Wel RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof en R.P. Jager, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 5 februari 2016.