ECLI:NL:GHAMS:2016:4838

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2016
Publicatiedatum
23 november 2016
Zaaknummer
13/669050-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van recidivegevaar en voorlopige hechtenis in drugszaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 april 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in Albanië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 14 maart 2016, die zijn gevangenhouding beval. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder de akte van de griffier en het ambtsedig proces-verbaal van 9 maart 2016, waarin ernstige bezwaren tegen de verdachte zijn geformuleerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakt van een groep die zich op georganiseerde wijze bezighoudt met de verspreiding van verdovende middelen. Dit leidde tot de conclusie dat er recidivegevaar aanwezig is, vooral omdat er geen legale inkomstenbronnen zijn aangetoond.

Het hof heeft het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De rechters oordeelden dat het vluchtgevaar en recidivegevaar niet konden worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden, en dat de aangeboden borgsom niet voldoende was om de risico's te mitigeren. De beslissing van het hof was om het beroep tegen de beschikking van de rechtbank af te wijzen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze uitspraak benadrukt de ernst van de beschuldigingen en de noodzaak van voorlopige hechtenis in gevallen van georganiseerde drugshandel.

Uitspraak

13/669050-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Albanië) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het huis van bewaring De Marwei te Leeuwarden,
tegen de beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 14 maart 2016, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Amsterdam van 16 maart 2016, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. [naam].

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en de gronden waarop deze berust. Mede gelet op het ambtsedig proces-verbaal Bevindingen messen, van 9 maart 2016, is het hof van oordeel dat er voldoende ernstige bezwaren aanwezig zijn. Het hof constateert voorts in dit verband dat het pakket verdovende middelen dat in de woning is aangetroffen voorzien was van dezelfde opdruk als de pakketten die zijn aangetroffen in de auto.
Het hof acht recidivegevaar aanwezig. Het dossier bevat aanwijzingen dat de verdachte deel uitmaakt van een groep mensen die zich op min of meer georganiseerde en/of professionele wijze bezig houdt met de verspreiding van verdovende middelen. Bovendien blijkt niet van enige bron van legale inkomsten van de verdachte zodat het vermoeden gerechtvaardigd is dat daar op illegale wijze in wordt voorzien.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis geldt dat dit verzoek moet worden afgewezen. Het hof overweegt dat het vluchtgevaar en recidivegevaar onvoldoende kunnen worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden en dat de aangeboden borgsom daar niet aan af doet.

13.669050-16

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 6 april 2016 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. J.W. Moors en J.H. Wesselink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.D.M. de Lange als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 6 april 2016,
de advocaat-generaal