ECLI:NL:GHAMS:2016:4708
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- M.J.G.B. Heutink
- M.M. van der Nat
- H.W.J. de Groot
- Rechtspraak.nl
Beoordeling voorlopige hechtenis en ISD-criteria in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 februari 2016 in raadkamer uitspraak gedaan over het hoger beroep van een verdachte tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2016, waarin een bevel tot gevangenhouding was gegeven. De verdachte, geboren in 1965 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op dat moment verblijvend in het huis van bewaring te Zwaag. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank, waarin het hoger beroep werd ingesteld, en heeft de beschikking waarvan beroep en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte bestudeerd. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.E. Wiersum, gehoord.
De beoordeling van het hof richtte zich op de vraag of de verdachte voldoet aan de criteria voor de ISD-maatregel (Inrichting voor Stelselmatige Daders). Het hof oordeelde dat, mede gelet op de justitiële documentatie van de verdachte, het op dat moment onvoldoende duidelijk was of de verdachte daadwerkelijk aan deze criteria voldeed. Dit leidde tot de conclusie dat het niet uitgesloten was dat, bij voortduring van de voorlopige hechtenis, de mogelijkheid van toepassing van de ISD-maatregel zich zou kunnen voordoen, zoals genoemd in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven. Deze beslissing werd genomen in raadkamer en is op 3 februari 2016 gegeven door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.