ECLI:NL:GHAMS:2016:4702

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2016
Publicatiedatum
22 november 2016
Zaaknummer
15/800594-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de voorlopige hechtenis en de toepassing van artikel 67b Sv in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 februari 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1992 en thans verblijvende in het huis van bewaring te Zwaag, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, die op 27 januari 2016 een bevel tot verlenging van zijn gevangenhouding had gegeven. De advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, hebben hun standpunten gepresenteerd aan het hof.

De raadsvrouw van de verdachte betoogde dat de vordering op basis van artikel 67b van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard, omdat deze betrekking had op hetzelfde feitencomplex waarvoor de rechter-commissaris geen ernstige bezwaren had geacht. Het hof oordeelde echter dat artikel 67b Sv bedoeld is om te voorkomen dat voor nieuwe feiten een afzonderlijk bevel tot voorlopige hechtenis moet worden gegeven. De uitleg van de raadsvrouw vond geen steun in het recht.

Het hof concludeerde dat er voldoende ernstige bezwaren waren dat de verdachte betrokken was bij een poging tot inbraak in een woning te Uitgeest. Het hof verwees naar een arrest van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat nauwe samenwerking voor en tijdens de vlucht ook betrekking kan hebben op de uitvoering van de vlucht zelf. Gezien de ernstige bezwaren en de justitiële documentatie van de verdachte, die duidde op een verhoogd risico op recidive, werd het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Het hof bevestigde de beschikking van de rechtbank, voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen, en voegde gronden toe aan het bevel tot gevangenhouding.

Uitspraak

15/800594-15
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende te [adres 1],
thans verblijvende in het huis van bewaring Zwaag te Zwaag,
tegen de beschikking van de rechtbank te Noord-Holland, locatie Haarlem van 27 januari 2016, voor zover houdende bevel tot verlenging van de geldigheidsduur van zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Noord-Holland, locatie Haarlem van 28 januari 2016, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens mr. A.H. Tiemens, namens de raadsman van de verdachte mr. M.M.J. Nuijten.

De beoordeling

De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering ingevolge artikel 67b Sv met betrekking tot feit 3 niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard nu dit hetzelfde feitencomplex omvat waarvoor de rechter-commissaris bij feit 1 geen ernstige bezwaren aanwezig heeft geacht. Het hof overweegt dat artikel 67b Sv tot doel heeft te voorkomen dat voor nieuwe feiten een afzonderlijk bevel tot voorlopige hechtenis moet worden gegeven. De beperkte uitleg die de raadsvrouw van de verdachte geeft aan toepassing van artikel 67b Sv, namelijk dat sprake moet zijn van nieuwe feiten en omstandigheden, vindt geen steun in het recht.
Met betrekking tot de ernstige bezwaren ten aanzien van het onder 3 op het ingevolge artikel 67b Sv aangevulde bevel gevangenhouding genoemde feit overweegt het hof het volgende.
Er zijn voldoende ernstige bezwaren dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de poging tot inbraak in de woning aan de [adres 2] te Uitgeest. Het hof wijst op het arrest van de Hoge Raad in de zogenaamde ‘Nijmeegse scooterzaak’. Uit dit arrest valt op te maken dat de nauwe en bewuste samenwerking die vóór de vlucht is ontstaan, zich kan uitstrekken over de wijze waarop de vlucht is uitgevoerd, met inbegrip van alle desastreuze facetten. Gelet hierop zijn er naar het oordeel van het hof voldoende ernstige bezwaren aanwezig voor feit 3.
15/800594-15
Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en de gronden waarop deze berust, met dien verstande dat het hof aan het bevel gevangenhouding de navolgende gronden toevoegt.
Gelet op de ernstige bezwaren voor het onder 3 op het ingevolge artikel 67b Sv aangevulde bevel gevangenhouding genoemde feit is de zogenoemde 12-jaarsgrond (geschokte rechtsorde) van toepassing.
Gelet op de justitiële documentatie van de verdachte dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht en is de zogenoemde kleine recidivegrond, als bedoeld in artikel 67a, tweede lid onder 3 Sv, van toepassing.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis overweegt het hof dat sprake is van een zeer ernstig feit en de geschokte rechtsorde een van de gronden is die aan het bevel gevangenhouding ten grondslag ligt. Onder die omstandigheden kan van een schorsing alleen sprake zijn als zich zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden voordoen. Daarvan is niet gebleken. Om die reden zal het hof het verzoek van de verdachte afwijzen.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 10 februari 2016 in raadkamer van dit hof door
mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter,
mrs. H.W.J. de Groot en N.N. Kirkels-Vrijman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.D.M. de Lange als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 10 februari 2016,
de advocaat-generaal