ECLI:NL:GHAMS:2016:4702
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- M.J.G.B. Heutink
- H.W.J. de Groot
- N.N. Kirkels-Vrijman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de voorlopige hechtenis en de toepassing van artikel 67b Sv in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 februari 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1992 en thans verblijvende in het huis van bewaring te Zwaag, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, die op 27 januari 2016 een bevel tot verlenging van zijn gevangenhouding had gegeven. De advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, hebben hun standpunten gepresenteerd aan het hof.
De raadsvrouw van de verdachte betoogde dat de vordering op basis van artikel 67b van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard, omdat deze betrekking had op hetzelfde feitencomplex waarvoor de rechter-commissaris geen ernstige bezwaren had geacht. Het hof oordeelde echter dat artikel 67b Sv bedoeld is om te voorkomen dat voor nieuwe feiten een afzonderlijk bevel tot voorlopige hechtenis moet worden gegeven. De uitleg van de raadsvrouw vond geen steun in het recht.
Het hof concludeerde dat er voldoende ernstige bezwaren waren dat de verdachte betrokken was bij een poging tot inbraak in een woning te Uitgeest. Het hof verwees naar een arrest van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat nauwe samenwerking voor en tijdens de vlucht ook betrekking kan hebben op de uitvoering van de vlucht zelf. Gezien de ernstige bezwaren en de justitiële documentatie van de verdachte, die duidde op een verhoogd risico op recidive, werd het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Het hof bevestigde de beschikking van de rechtbank, voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen, en voegde gronden toe aan het bevel tot gevangenhouding.