ECLI:NL:GHAMS:2016:4665

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2016
Publicatiedatum
18 november 2016
Zaaknummer
23-000454-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van een pinautomaat en wederspannigheid bij aanhouding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van het opzettelijk vernielen van een pinautomaat en wederspannigheid bij de aanhouding. De tenlastelegging omvatte twee punten: het opzettelijk beschadigen van een pinautomaat op 19 november 2015 in Haarlem en het verzetten tegen ambtenaren van de politie tijdens zijn aanhouding. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de vordering van de advocaat-generaal in overweging nam. Het hof verwierp de verweren van de raadsman, die betoogde dat er geen bewijs was voor de vernieling van de pinautomaat en dat het bewijs voor de wederspannigheid onvoldoende was. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk de pinautomaat had vernield en zich had verzet tegen de politie. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf van drie weken op, wat lager was dan de eerdere straf van de politierechter. Het hof weegt daarbij de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte mee, waaronder zijn eerdere veroordelingen en het feit dat hij de afgelopen zes maanden geen misdrijven had gepleegd. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

parketnummer: 23-000454-16
datum uitspraak: 27 oktober 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 25 januari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-233510-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 oktober 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 november 2015 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk één of meer pinautoma(a)t(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 19 november 2015 te Haarlem, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (beiden hoofdagent bij politie eenheid Noord-Holland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten surveillancedienst, door te schoppen en te slaan in de richting van die twee ambtenaren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bespreking van in hoger beroep gevoerde verweren

De raadsman heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van vernieling of beschadiging. Uit het dossier blijkt namelijk niet dat de pinautomaat niet meer opnieuw zou kunnen worden aangesloten, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Uit de aangifte van [naam] blijkt dat de verdachte pinautomaten 9 en 10 heeft losgetrokken en dat pinautomaat 10 daardoor kapot is gegaan. De aangever heeft tegenover de raadsheer-commissaris nader toegelicht dat één pinautomaat stuk is gegaan en een ander apparaat wel was losgeslagen, maar weer vastgezet kon worden. Hieruit maakt het hof op dat pinautomaat 10 niet opnieuw vastgezet kon worden. Dat een pinautomaat door het lostrekken en het door de zaak gooien, zoals volgt uit het proces-verbaal van bevindingen inzake het uitkijken van camerabeelden, kapot kan gaan, acht het hof bovendien aannemelijk gezien de kwetsbare aard van het (elektrische en van software voorziene) apparaat.
De raadsman heeft met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde betoogd dat het bewijs slechts kan worden geput uit één (door twee verbalisanten ondertekende) verklaring, die is afgelegd door de verbalisanten die tevens slachtoffer zijn van het feit. Het bewijsminimum staat bij die stand van zaken in de weg aan een bewezenverklaring, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dat deze laatste opvatting in haar algemeenheid geen steun vindt in het recht, in het bijzonder ook niet in het door de raadsman aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 7 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1799). Het hof ziet voorts geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van het door twee opsporingsambtenaren opgemaakte proces-verbaal, waarbij mede is betrokken dat de verdachte er voor gekozen heeft om geen enkele verklaring af te leggen over het incident. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 november 2015 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk één pinautomaat, toebehorende aan [bedrijf], heeft vernield;
2.
hij op 19 november 2015 te Haarlem, zich met geweld heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent bij politie eenheid Noord-Holland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten surveillancedienst, door te schoppen en te slaan in de richting van die twee ambtenaren.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft bij een fastfoodrestaurant een pinautomaat vernield. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij door zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op het eigendom van een ander. Vervolgens heeft hij politieambtenaren fysiek tegengewerkt bij zijn aanhouding. Hiermee heeft de verdachte het gezag van de politie ondermijnd en de betrokken ambtenaren, die de bewuste avond gewoon hun werk verrichtten, een vervelende ervaring bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 oktober 2016 is hij eerder ter zake van een aan het onder 1 ten laste gelegde soortgelijk feit onherroepelijk veroordeeld en overigens ook voor een reeks aan andersoortige misdrijven. Dit wordt in zijn nadeel gewogen.
Het hof acht desalniettemin een lagere straf passend dan door de politierechter opgelegd en door de advocaat-generaal geëist, omdat het hof die laatste straf enigszins te fors acht, gelet op de aard van de bewezen feiten. Bovendien neemt het hof in aanmerking dat de verdachte, voor zover het hof bekend, de afgelopen 6 maanden geen misdrijven heeft begaan die ter kennis van justitie zijn gekomen, waarmee een eerder patroon (voorlopig) tot een halt lijkt te zijn gekomen.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 180 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. A.M. Kengen en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 oktober 2016.
[.......]
.