ECLI:NL:GHAMS:2016:4662

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2016
Publicatiedatum
18 november 2016
Zaaknummer
23-000336-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake vernieling van een deur van een bouwkeet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1982, was beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een deur van een bouwkeet, toebehorende aan een ander. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 2 oktober 2014, waarbij de verdachte zou hebben getrokken aan de deur, waardoor deze beschadigd raakte. Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 oktober 2016 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte de deur had vernield, en dat het mogelijk was dat een derde partij de schade had veroorzaakt. Het hof heeft echter de verklaringen van getuigen en de verdachte zelf in overweging genomen en vastgesteld dat de verdachte met kracht aan de deur had getrokken, wat leidde tot de schade. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de vernieling. De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof heeft een gevangenisstraf van één week opgelegd, die voorwaardelijk is. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 23-000336-15
datum uitspraak: 27 oktober 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 januari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-213967-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 oktober 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 oktober 2014 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een deur (van een bouwkeet), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen daar opzettelijk en wederrechtelijk aan die deur te trekken en/of die deur te verbuigen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere kwalificatie komt dan de politierechter.

Bespreking van een in hoger beroep gevoerd verweer

De raadsman heeft betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte was, die de deur heeft vernield. Het is namelijk mogelijk dat iemand anders tussen 1 oktober 2014 om 15:30 uur (toen de deur nog onbeschadigd was) en 2 oktober 2014 om 00:05 uur (toen de getuige [getuige] zag dat de verdachte de bouwkeet opende) de deur heeft verbogen. Dit is waarschijnlijker dan dat de verdachte de schuldige is, omdat de verdachte niet beschikte over gereedschap en het onwaarschijnlijk is dat de schade is toegebracht met de blote hand, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt het verweer. Uit de verklaringen van de getuige [getuige] en uit de verklaring van de verdachte tijdens het politieverhoor op 2 oktober 2014 blijkt immers dat de verdachte met kracht aan de deur heeft getrokken, waarbij de deur (verder) is verbogen. Op basis van die verklaringen stelt het hof vast dat de verdachte de deur heeft beschadigd. De stelling dat de deur op een eerder moment ook door een derde kan zijn beschadigd, wat daar ook van zij, kan de verdachte mitsdien niet baten.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 2 oktober 2014 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een deur van een bouwkeet, toebehorende aan [slachtoffer], heeft beschadigd, door toen daar opzettelijk en wederrechtelijk aan die deur te trekken en die deur te verbuigen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beschadigen van een deur van een bouwkeet. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij door zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op het eigendom van een ander.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 oktober 2016 is hij eerder ter zake van een soortgelijk feit onherroepelijk veroordeeld en overigens ook voor een reeks aan andersoortige misdrijven. Dit wordt in zijn nadeel gewogen. Mede om die reden wordt de door de advocaat-generaal geëiste vrijheidsstraf in beginsel passend geacht.
Nu de verdachte, voor zover het hof bekend, de afgelopen 6 maanden geen misdrijven heeft begaan die ter kennis van justitie zijn gekomen, waarmee een eerder patroon (voorlopig) tot een halt lijkt te zijn gekomen, zal het hof de door de advocaat-generaal gevorderde straf in voorwaardelijke vorm opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. A.M. Kengen en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 oktober 2016.
[.......]
.