Uitspraak
1.Inhoud van het verzoek
2.Procesverloop
3.Beoordeling van het verzoek
4.Beslissing
€ 550,00(vijfhonderdvijftig euro).
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 november 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam. Het verzoekschrift was ingediend door een appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E. El Assrouti, met het verzoek om een vergoeding uit 's Rijks kas voor kosten die zijn gemaakt bij het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank had het verzoek eerder afgewezen, omdat de zaak was geëindigd met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, waardoor volgens de rechtbank geen recht op vergoeding bestond op grond van artikel 591a lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Het hof heeft echter vastgesteld dat de appellant op 14 februari 2014 was aangehouden op verdenking van het medeplegen van straatroof, maar dat deze zaak later was geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. De appellant was vervolgens in een andere zaak schuldig verklaard zonder oplegging van straf. Het hof oordeelde dat er in dit geval sprake was van twee verschillende zaken, en dat de voeging van deze zaken geen rechtsgevolgen had voor de vergoeding van kosten.
Het hof heeft geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van een vergoeding van € 550,00 voor de gemaakte kosten. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en de appellant is in het gelijk gesteld. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, waarbij de voorzitter mr. J.L. Bruinsma de tenuitvoerlegging van de beschikking heeft bevolen.