ECLI:NL:GHAMS:2016:4495

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2016
Publicatiedatum
15 november 2016
Zaaknummer
R000854-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag ex artikel 552a Sv betreffende teruggave van in beslag genomen geldbedrag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 november 2016 uitspraak gedaan in een rekestprocedure naar aanleiding van een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Klaagster, geboren in Joegoslavië in 1978, heeft via haar advocaat, mr. M.C. van Megen, verzocht om teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 45.000,00. Dit bedrag was eerder in beslag genomen in het kader van het onderzoek Iridium, waarbij op 16 april 2012 geldbedragen van onder andere € 50.000,00 en € 45.000,00 in beslag zijn genomen, toebehorend aan klaagster, die deze bedragen verdiende met prostitutiewerkzaamheden.

Bij vonnis van 18 april 2013 heeft de rechtbank Amsterdam de teruggave van deze geldbedragen aan klaagster gelast. In hoger beroep heeft het hof op 31 maart 2016 bepaald dat het bedrag van € 50.000,00 verbeurd wordt verklaard, terwijl de teruggave van het bedrag van € 45.000,00 aan klaagster is gelast. Tegen deze uitspraak is cassatie ingesteld door de medeverdachte.

Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 14 oktober 2016 heeft het hof de relevante stukken en verklaringen van de betrokken partijen gehoord. Klaagster heeft gesteld dat het klaagschrift ook betrekking heeft op het verbeurd verklaarde bedrag van € 50.000,00, maar het hof heeft deze interpretatie niet gedeeld. Het hof heeft vastgesteld dat klaagster eigenaar is van het bedrag van € 45.000,00, dat onder de medeverdachte in beslag is genomen, en heeft geoordeeld dat er geen redelijke twijfel bestaat over haar eigendom.

Het hof heeft het beklag gegrond verklaard en gelast de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag aan klaagster. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam en is uitgesproken op de openbare zitting van 11 november 2016.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
rekestnummer: 000854-16
parketnummer: 23-002111-13
Beschikking van de meervoudige kamer op het op 3 mei 2016 ter griffie van dit hof ingekomen klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager]
geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [geboortedag] 1978,
domicilie kiezende ten kantore van haar advocaat, mr. M.C. van Megen,
Professor Tulpstraat 16, 1018 HA te Amsterdam.

Inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot het geven van een last tot teruggave aan klaagster van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag ter hoogte van € 45.000,00.

Procesgang

In het onderzoek Iridium zijn op 16 april 2012 onder de verdachte [medeverdachte] onder andere geldbedragen van € 50.000,00 en € 45.000,00 in beslag genomen, toebehorend aan klaagster (door haar verdiend in de prostitutie). Bij vonnis van 18 april 2013 is door de rechtbank Amsterdam teruggave van deze geldbedragen aan klaagster gelast. In hoger beroep heeft het hof bij arrest van 31 maart 2016 bepaald dat, hoewel is komen vast te staan dat het geld door klaagster is verdiend, het bedrag van € 50.000,00 verbeurd wordt verklaard en de teruggave aan klaagster gelast van het geldbedrag van € 45.000,00. Tegen dit arrest is door [medeverdachte] cassatie ingesteld.
Het hof heeft kennis genomen van de relevante stukken in de strafzaak onder bovengenoemd parketnummer en heeft de advocaat-generaal en klaagster, de advocaat van klaagster en [medeverdachte] , beslagene, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.S. Gerson, op 14 oktober 2016 ter gelegenheid van de openbare behandeling van het klaagschrift in raadkamer gehoord.
De beslagene heeft verklaard dat het geldbedrag van klaagster is.
Door en namens klaagster is in raadkamer gepersisteerd bij de inhoud van het klaagschrift. Zij heeft daarbij vermeld dat het klaagschrift aldus moet worden gelezen dat daarin teruggave van het totale bedrag wordt gevraagd, te weten € 45.000,- + € 50.000,00 = € 95.000,00. Klaagster heeft dat bedrag zelf verdiend met prostitutiewerkzaamheden en uit veiligheidsoverwegingen heeft zij het geld in de woning van [medeverdachte] ondergebracht.
Dat het bedrag van € 50.000,00 door het hof bij arrest van 31 maart 2016 is verbeurd verklaard moet een vergissing zijn, want het feit dat klaagster rechthebbende is, heeft nooit ter discussie gestaan. Het is derhalve niet hoogst onwaarschijnlijk dat de Hoge Raad gaat beslissen dat het geld terug moet naar klaagster, aldus klaagster.
De advocaat-generaal heeft in raadkamer geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beklag voor zover het betreft het geldbedrag van € 45.000,00. Met betrekking tot het geldbedrag van € 50.000,00 heeft de advocaat-generaal geconcludeerd dat het klaagschrift daar geen betrekking op heeft en ten aanzien van dit bedrag derhalve geen beslissing genomen hoeft te worden.

Beoordeling

Het klaagschrift is tijdig namens klaagster ingediend.
Voor zover namens klaagster is gesteld dat het klaagschrift ook ziet op het verbeurd verklaarde geldbedrag van € 50.000,00, deelt het hof deze mening niet nu het klaagschrift is getiteld: ‘bezwaarschrift ex art. 552a Sv’. Voorts valt ook niet uit de inhoud van het klaagschrift af te leiden dat dit zich mede tegen de verbeurdverklaring van het bedrag van € 50.000,00 richt. Het staat klaagster echter te allen tijde vrij alsnog een klaagschrift ex artikel 552b Sv ten aanzien van dat geldbedrag in te dienen.
Het hof stelt vast dat op het bedrag van € 45.000,00 onder [medeverdachte] beslag is gelegd op grond van het bepaalde in artikel 94a Sv. Klaagster stelt eigenaar van dit bedrag te zijn en verzoekt te gelasten het bedrag aan haar af te geven. De in deze te hanteren beoordelingsmaatstaf is derhalve of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat klaagster als eigenaar van het geldbedrag dient te worden aangemerkt.
Uit de stukken in het onder bovengenoemd parketnummer aangelegde dossier en het verhandelde in raadkamer blijkt het volgende. Klaagster heeft (grote) contante geldbedragen verdiend met prostitutiewerkzaamheden en zij heeft verklaard dat zij eigenaar van het bewuste geldbedrag is, dat zij uit veiligheidsoverwegingen in de woning van beslagene bewaarde. Ook de beslagene heeft dit verklaard.
Op grond van bovengenoemde omstandigheden en bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel, staat buiten redelijke twijfel dat het in beslag genomen geldbedrag aan klaagster toebehoort. Het hof zal derhalve het beklag gegrond verklaren en de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag aan klaagster gelasten.

Beslissing

Het hof:
Verklaart het beklag gegrond, heft het beslag op en
gelast de teruggaveaan klaagster van het in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van
€ 45.000,00.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan klager.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. J.L. Bruinsma, N.A. Schimmel en H.W.J. de Groot in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer als griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 11 november 2016.