In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012. De inspecteur van de Belastingdienst had aan belanghebbende een aanslag opgelegd, waarbij hij een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.591 had vastgesteld. Dit inkomen omvatte een bijstandsuitkering van de DWI Amsterdam en een WAO-uitkering van het UWV, waarbij de WAO-uitkering een nabetaling betrof over een eerdere periode. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, en belanghebbende ging in hoger beroep.
De kern van het geschil betreft de vraag of de bijstandsuitkering en de WAO-nabetaling dubbel belast worden. Belanghebbende stelt dat de nabetaling van de WAO-uitkering, die een terugvordering van teveel ontvangen bijstandsuitkeringen met zich meebracht, niet als negatief loon mag worden aangemerkt. Het Hof oordeelt dat de inspecteur de bijstandsuitkering terecht als negatief loon heeft aangemerkt, en dat er geen sprake is van dubbele belasting. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt dat de belastingheffing is gebaseerd op de werkelijke ontvangen bedragen in het jaar 2012, en dat de wetgeving niet toestaat om de belastingheffing te baseren op hypothetische situaties. Het Hof wijst ook de klacht van belanghebbende over de bejegening bij de rechtbank af, omdat deze niet door de inspecteur is bevestigd en geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken die tot proceskostenveroordeling zouden leiden.