ECLI:NL:GHAMS:2016:434

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2016
Publicatiedatum
11 februari 2016
Zaaknummer
200.174.357/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en onderhoudsplichtigen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin is bepaald dat hij een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn minderjarige dochter moet betalen. De man is op 29 juli 2015 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 10 juni 2015, waarin de rechtbank heeft bepaald dat hij € 650,- per maand moet betalen. De vrouw heeft op 6 oktober 2015 een verweerschrift ingediend en de man heeft nadere stukken ingediend op 25 augustus en 3 december 2015. De zaak is op 14 december 2015 ter terechtzitting behandeld, waarbij beide partijen zijn verschenen met hun advocaten.

De partijen zijn in 1998 gehuwd en hebben een dochter, geboren in 2003. Hun huwelijk is op 11 april 2008 ontbonden. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van een bijdrage af te wijzen. De vrouw verzoekt primair de beschikking te bekrachtigen en subsidiair een lagere bijdrage vast te stellen. Tijdens de zitting in hoger beroep is een voorlopige onderhoudsbijdrage overeengekomen, waarbij de man tot de datum van het huwelijk van de vrouw met haar huidige echtgenoot een bijdrage van € 212,- per maand betaalt. De definitieve bijdrage wordt pro forma aangehouden tot 1 augustus 2016, in afwachting van de beslissing van de rechtbank over de zorgregeling.

Het hof heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de beslissing omtrent de definitieve bijdrage pro forma aangehouden. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof en openbaar uitgesproken op 9 februari 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 9 februari 2016
Zaaknummer: 200.174.357/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/13/583255 / FA RK 15.1858
in de zaak in hoger beroep van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats a] ,
appellant,
advocaat: mr. M.N.G.N.H. Brech te 's-Gravenhage,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats b] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. L. Hellinga te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2.
De man is op 29 juli 2015 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 10 juni 2015 van de rechtbank Amsterdam, met kenmerk C/13/583255 / FA RK 15.1858.
1.3.
De vrouw heeft op 6 oktober 2015 een verweerschrift ingediend.
1.4.
De man heeft op 25 augustus 2015 en 3 december 2015 nadere stukken ingediend.
1.5.
De zaak is op 14 december 2015 ter terechtzitting behandeld.
1.6.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.

2.De feiten

Partijen zijn [in] 1998 gehuwd. Hun huwelijk is op 11 april 2008 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 26 maart 2008 in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun huwelijk is [dochter] ( [de minderjarige] ) geboren [in] 2003.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is op het verzoek van de vrouw bepaald dat de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] zal betalen van € 650,- per maand met ingang van 10 juni 2015.
3.2.
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, af te wijzen het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van een door hem te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] .
3.3.
De vrouw verzoekt:
- primair de bestreden beschikking te bekrachtigen;
- subsidiair te bepalen dat de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] betaalt van € 386,- per maand voor de periode waarin de co-ouderschapsregeling nog van kracht is en € 599,- per maand met ingang van de datum waarop de door de vrouw verzochte weekendregeling van kracht zal zijn;
- meer subsidiair een zodanige bijdrage vast te stellen als het hof juist zal achten, waarbij wordt bepaald dat de bijdragen die de vrouw vanaf 10 juni 2015 heeft ontvangen, geacht worden te zijn verbruikt.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Ter zitting in hoger beroep heeft het hof de behandeling van de zaak pro forma aangehouden voor de duur van een half jaar in afwachting van de procedure bij de rechtbank over de zorgregeling, met het verzoek aan partijen het hof te berichten over de beslissing van de rechtbank over de zorgregeling.
4.2.
Partijen zijn ter zitting in hoger beroep een voorlopige onderhoudsbijdrage voor [de minderjarige] overeengekomen. De overeenstemming houdt het navolgende in.
De man betaalt tot de datum waarop de vrouw met haar huidige echtgenoot is gehuwd, zijnde [datum] 2015, een voorlopige onderhoudsbijdrage voor [de minderjarige] van € 212,- per maand. Ten aanzien van de maanden november 2015 en december 2015 wordt de voorlopige bijdrage bepaald op hetgeen de man in die maanden feitelijk heeft betaald. In januari 2016, februari 2016 en maart 2016 is de man geen voorlopige bijdrage verschuldigd. Met ingang van 1 april 2016 zal hij een voorlopige bijdrage betalen van € 30,- per maand.
Afhankelijk van de vraag of de definitieve onderhoudsbijdrage hoger of lager wordt vastgesteld, zal een terugbetalingsverplichting voor de vrouw dan wel een bijbetalingsverplichting voor de man ontstaan.
4.3.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
bepaalt overeenkomstig hetgeen partijen onder rov. 4.2 zijn overeengekomen;
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing omtrent de definitieve bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] pro forma aan tot zondag 1 augustus 2016, met het verzoek aan partijen het hof te berichten over de beslissing van de rechtbank over de zorgregeling.
Deze beschikking is gegeven door mw. mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, C.E. Buitendijk en J.A. van Keulen in tegenwoordigheid van mr. B.J. Voerman als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2016.