Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 1 juli 2015, waarin is bepaald dat hij met ingang van 1 april 2015 € 25,- per kind per maand moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De man, geboren in 1965 en alleenstaand, stelt dat hij geen draagkracht heeft vanwege zijn arbeidsongeschiktheid en dat hij niet in staat is om te werken. Hij betwist de behoefte van de kinderen en de stelling van de vrouw dat zij een inkomen heeft op minimum niveau. De vrouw heeft in hoger beroep geen verweer gevoerd.
Het hof bespreekt de draagkracht van de man en komt tot de conclusie dat, op basis van de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatienormen, de minimum draagkracht van de man € 25,- per kind per maand bedraagt. Het hof oordeelt dat de rechtbank terecht de bijdrage heeft vastgesteld op € 25,- per kind per maand, wat in totaal € 50,- per maand betekent voor de twee kinderen. De ingangsdatum van de bijdrage wordt door het hof bevestigd op 1 april 2015, omdat de man er rekening mee had moeten houden dat er een bijdrage zou worden vastgesteld.
De beslissing van het hof is om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, wat betekent dat de man de alimentatieverplichting moet nakomen zoals eerder bepaald.