3.1In hoger beroep kan van het volgende worden uitgegaan.
a. [appellant] , geboren [in] 1974, is op 1 mei 2004 bij (de rechtsvoorganger van) CGI in dienst getreden. Hij was laatstelijk werkzaam in de functie van Consultant/Business Process Analyst op basis van een 40-urige werkweek tegen een maandsalaris van € 2.985,44 bruto, exclusief 8% vakantietoeslag.
b. Op 8 juli 2010 heeft [appellant] zich ziek gemeld wegens psychische klachten.
c. CGI heeft in mei 2011 haar Arbodienst Achmea Vitale opdracht gegeven tot het verrichten van arbeidsdeskundig onderzoek naar de mogelijkheden voor [appellant] voor het verrichten van aangepast eigen werk.
d. Arbeidsdeskundige [A] heeft dit onderzoek verricht en daarvan op 16 mei 2011 een rapport opgemaakt. Daarin is bij het hoofdstuk beschouwing onder meer vermeld:
‘Met medewerker en leidinggevende is besproken dat, vanwege de ernst van de klachten en beperkingen, re-integratie in eigen werk momenteel niet aan de orde is en er geen concreet perspectief is wanneer daarmee een start kan worden gemaakt. (….) Ten aanzien van tijdelijk vervangende niet functiegebonden taken is besproken dat medewerker inzetbaar is voor eenvoudige, enkelvoudige taken (boekjes inbinden) die hij op het werk of thuis kan verrichten. Voorgaande is afgestemd met de bedrijfsarts en deze gaat hiermee akkoord.’
Onder het hoofdstuk conclusies en beantwoording vraagstelling heeft de arbeidsdeskundige vermeld:
- Medewerker is met de huidige functionele beperkingen en belastbaarheid zonder aanpassing van het werk niet in staat om de eigen functie te vervullen.
- Medewerker is met de huidige functionele beperkingen en belastbaarheid met aanpassing van het werk ten aanzien van werktijden niet in staat om de eigen functie te vervullen.
- Er is, op basis de aanhoudende beperkingen, de verzuimduur en de ernst van de klachten wel twijfel over de duurzaamheid van de inzetbaarheid van de medewerker in het eigen werk, na afronding behandeling en opheffing beperkingen. Hernieuwde uitval is niet uit te sluiten.
e. Vervolgens is [appellant] gestart met het verrichten van enkelvoudige eenvoudige taken vanuit huis voor enkele uren per week.
f. Genoemde arbeidsdeskundige heeft in een rapport van 15 november 2011 naar aanleiding van een geactualiseerde Functionele Mogelijkheden Lijst van 30 juni 2011 geconcludeerd dat de functie van [appellant] op grond van de gestelde belastbaarheid en de ernst van de beperkingen niet passend is en ook niet passend is te maken.
g. Op 30 maart 2012 heeft bedrijfsarts [B] ten behoeve van de WIA-aanvraag een actueel oordeel opgesteld dat voor zover van belang luidt:
‘Oordeel over het verloop en verdere mogelijkheden van de Reïntegratie. Meneer was vanwege ziekte, klachten en beperkingen geruime tijd niet inzetbaar voor enige arbeid.
Toen er weer mogelijkheden waren om te starten met reintegratie is er een begeleidende collega gekoppeld aan meneer die wekelijks aan huis met meneer voorbereidende activiteiten besprak en ondernam.
via werkgever is hsk ingezet, zijn arbeidsdeskundige consulten en onderzoek ingezet. Zie bijgevoegde rapportages.
werkgever en werknemer onderhouden goed kontact met elkaar.
meneer is momenteel gestart met gemiddeld 9 uur per week, komt sinds recent weer op kantoor, houdt zich bezig met propositie.
belastbaarheidsonderzoek is geadviseerd, gaat werkgever inzetten.’
h. Uit de door partijen op 3 april 2012 ondertekende Eerstejaarsevaluatie van het plan van aanpak WIA blijkt dat [appellant] op dat moment niet werkte omdat hij mentaal en fysiek daartoe niet in staat was en dat er gezocht is naar passend werk bij CGI.
i. De in het kader van de WIA-aanvraag opgestelde verzekeringsgeneeskundige rapportage van het UWV van 22 mei 2012 vermeldt onder meer dat [appellant] is uitgevallen met vrij ernstige psychische klachten en dat er enige verbetering is, maar dat de beperkingen nog fors zijn. Bij de ‘functionele mogelijkheden’ staat dat [appellant] in eerste instantie nog aangewezen is op weinig stresserend, fysiek niet te zwaar werk, met intensieve begeleiding, zonder nachtdiensten, voor maximaal 10 u/w. De conclusie luidt dat [appellant] in staat is te achten arbeid te verrichten conform de beschreven belastbaarheid.
j. De arbeidsdeskundige van het UWV heeft naar aanleiding van de WIA-aanvraag op 29 juni 2012 een rapport opgesteld en geconcludeerd dat [appellant] onder begeleiding 8 uur per week in aangepast werk werkt, dat er geen theoretische verdiencapaciteit aanwezig is en dat de mate van arbeidsongeschiktheid daarom 80-100% is.
k. Het UWV heeft [appellant] met ingang van 5 juli 2012 een volledige loongerelateerde WGA-uitkering toegekend.
l. Op 30 oktober 2012 heeft de bedrijfsarts CGI een werkhervattingsadvies gegeven dat voor zover van belang het volgende inhoudt:
‘Meneer merkt kleine stappen voorwaarts op. De belastbaarheid is nog laag en wisselend. Meneer is niet arbeidsgeschikt voor de eigen functie in volle omvang in verband met de belasting die dat met zich mee brengt en de eisen die dat stelt. Beperkingen zijn onder andere langdurig verdelen en concentreren van aandacht, werken in hoog tempo en met deadlines, zware verantwoordelijkheid dragen, moet kunnen terugvallen op anderen zo nodig. Inzet in simpele activiteiten voor enige structuur en onder condities is mogelijk. Meneer geeft aan gemiddeld 8 uur per week activiteiten te verrichten en dat te willen houden op 8-10 uur per week.’
m. Op 14 december 2012 heeft CGI een ontslagaanvraag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid voor [appellant] ingediend.
n. De bedrijfsarts heeft in een verslag naar aanleiding van een afspraak met [appellant] op 3 januari 2013 geconcludeerd dat [appellant] gezien diens beperkingen niet arbeidsgeschikt was voor de eigen functie in volle omvang, dat inzet in simpele activiteiten voor structuur en onder condities mogelijk is voor gemiddeld twaalf uur per week. Voorts achtte de bedrijfsarts de kans op duurzame inzet binnen zes maanden in de eigen functie in volle omvang minimaal nihil.
o. Het UWV heeft de ontslagvergunning op 19 februari 2013 verleend.
p. CGI heeft de arbeidsovereenkomst met [appellant] bij brief van 26 februari 2013 tegen 1 juni 2013 opgezegd.
q. Het UWV heeft [appellant] met ingang van 5 november 2013 een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend, omdat [appellant] 100% arbeidsongeschikt is en geen theoretische restverdiencapaciteit had.
r. De toenmalige gemachtigde van [appellant] heeft CGI bij brieven van 26 augustus 2013, 19 november 2013 en 6 mei 2014 bericht dat [appellant] zich op het standpunt stelt dat het hem gegeven ontslag kennelijk onredelijk is en dat hij uit dien hoofde een procedure aanhangig wilde maken.