ECLI:NL:GHAMS:2016:4260
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de niet tot stand gekomen aannemingsovereenkomst en schadevergoeding na afgebroken onderhandelingen
In deze zaak, die een vervolg is op een eerder tussenarrest van 10 februari 2015, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen Aannemersbedrijf [X] & Zonen B.V. en [geïntimeerde] over de totstandkoming van een aannemingsovereenkomst. Het hof heeft geoordeeld dat de aannemingsovereenkomst niet schriftelijk is vastgelegd, waardoor niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:766 BW. Dit betekent dat de eerdere beslissing van het hof, waarin werd aangenomen dat er een overeenkomst tot stand was gekomen, berustte op een onjuiste juridische grondslag. Het hof heeft ook de subsidiaire grondslag van de vordering van [appellante] beoordeeld, die betrekking had op de schadevergoeding wegens afgebroken onderhandelingen. Het hof concludeert dat [appellante] niet voldoende heeft onderbouwd dat het afbreken van de onderhandelingen tot schade zou leiden. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en [appellante] veroordeeld in de proceskosten.