ECLI:NL:GHAMS:2016:4259
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking met betrekking tot de eigendomsoverdracht van een auto
In deze zaak, die een vervolg is op een tussenarrest van 28 februari 2012, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, die eerder een auto had gekocht van een handelaar, stelde dat de geïntimeerde de auto had verkregen van een beschikkingsonbevoegde handelaar. Het hof oordeelde dat niet bewezen was dat de handelaar II, van wie de geïntimeerde de auto verkreeg, deze zelf had verkregen van de beschikkingsonbevoegde handelaar I. Hierdoor werd de vordering van de appellant, die de auto eerder had gekocht maar deze niet in eigendom had overgedragen gekregen, terecht afgewezen.
De appellant had in eerdere procedures getuigen doen horen en een memorie na enquête ingediend. Het hof concludeerde dat de regeling tussen de appellant en de handelaar inhield dat de appellant pas de eigendom van de auto zou verwerven na betaling van alle verschuldigde termijnen. Het hof stelde vast dat de appellant niet had bewezen dat de handelaar ten tijde van de overdracht van de auto niet bevoegd was om over de auto te beschikken. Dit leidde tot de conclusie dat de grieven van de appellant faalden en het vonnis waarvan beroep werd bekrachtigd.
De kosten van het geding in hoger beroep werden aan de appellant opgelegd, die als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt. Het hof verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de appellant direct aan de kosten moest voldoen, ongeacht een eventuele verdere procedure.